
Paus Franciscus - 29 november 2017
Dank u dat u gekomen bent. Ik zie veel jonge gezichten en dat doet me plezier. Dat is goed, want dat houdt een belofte in. Jongeren hebben toekomst, als zij wortels hebben. Hebben zij geen wortels, dan gaan zij waarheen de wind blaast. Om te beginnen zou ik u een vraag willen stellen. Dat ieder van u ze opneemt in zijn gewetensonderzoek: waar liggen mijn wortels? Heb ik wortels? Zijn ze sterk of zwak? Het is een vraag die ons deugd zal doen. De heilige Ignatius begon de H. Ignatius van Loyola
Geestelijke Oefeningen () met over een wortel te spreken: “De mens is geschapen om …”. En hij besloot met een andere wortel: de wortel van de liefde. En hij bood een beschouwing aan om in de liefde te groeien. Er is geen ware liefde, zonder wortels. Dat is het woordje waarmee ik wou beginnen! Maar nu zou ik graag hebben dat u mij vragen stelt.
Vraag: Dank u, Heilige Vader, omdat u bij ons bent. Wij wonen allemaal in Birma en u leert de toestand van ons land begrijpen. Wij hebben allemaal dezelfde spiritualiteit, die van de Geestelijke Oefeningen. Deze spiritualieit doet ons de menswording beschouwen. En deze beschouwing is een stimulans voor de zending. Wij zijn hier en dus voelen wij ons hier gezonden. Nu u de reële toestand in Birma ontdekt, wat verwacht u van ons?
Paus Franciscus: Ik geloof dat men niet aan zending kan denken – ik zeg dat niet alleen als jezuïet, maar als Christen – zonder het mysterie van de menswording. Het is het mysterie van de menswording dat heel onze benadering van de werkelijkheid en de wereld belicht, heel onze nabijheid bij de mensen, met hun cultuur. Christelijke nabijheid wordt altijd belichaamd. Het is een nabijheid die gelijkt op die van het Woord: menslievendheid (neerbuigende welwillendheid). Ik herinner u aan de synkatabasis, menslievendheid … Een jezuïet is iemand die steeds toenadering moet zoeken, zoals het mens geworden Woord dat deed. Zien, onbevooroordeeld luisteren, maar met mystiek. Zien zonder angst en mystiek kijken: dat is fundamenteel voor onze manier om naar de werkelijkheid te kijken.
En uit die blik ontstaat inculturatie. Inculturatie is geen mode, nee. Zij is de essentie van het Woord dat vlees werd, dat onze cultuur, taal, lichaam, leven en dood heeft aangenomen. Inculturatie is mij belasten met de cultuur van het volk waarnaar ik gezonden ben.
En daarom is het gebed van een jezuïet – vooral met betrekking tot de inculturatie – voorspraakgebed. Het is nodig tot de Heer te bidden, precies voor de realiteit waarin ik ondergedompeld word.
In de Sociëteit zijn er veel hachelijke situaties geweest in het gebedsleven. In het begin hebben sommigen de heilige Ignatius hoofdpijn bezorgd, want zij wilden dat een jezuïet zich opsluit en twee of drie uur per dag aan gebed wijdt … En de heilige Ignatius zei: nee, contempleer in de actie! Ook ik heb dat ervaren, in 1974. Zoals u weet, was er de beweging van de zogenaamde ongeschoeide jezuïeten, die een strikte observantie opeisten van de regel, bijna claustraal. Een hervorming die dus tegengesteld en in strijd was met de geest van de heilige Ignatius. Deze weg is niet die van het ware gebed en de ware observantie van een jezuïet. Het is niet de observantie van de restauratie. Onze observantie bestaat erin steeds vooruit te kijken, geïnspireerd door het verleden, maar steeds vooruit kijkend. Uitdagingen liggen niet achter maar voor ons.
De zalige Paus Paulus VI heeft de Sociëteit daar veel in geholpen en op 3 december 1974 gaf hij ons een H. Paus Paulus VI - Toespraak
Tot de 32e Algemene Congregatie van de Sociëteit van Jezus (3 december 1974) die helemaal actueel blijft. Ik geef u de raad ze te lezen. Het is een actueel document. Hij zegt bijvoorbeeld: “De jezuïeten staan op elk kruispunt van de geschiedenis”. Paulus VI zei dit! Hij zei niet: blijf opgesloten in een klooster, maar hij zegt tot de jezuïeten: ga naar de kruispunten. En om naar de kruispunten van de geschiedenis te gaan, mijn dierbaren, dient men te bidden! Men dient op de kruispunten van de geschiedenis te staan als mannen van gebed!
Vraag: Ik zou een bemerking willen maken over onze mensen. Sommigen hebben drie dagen gestapt om u te zien, anderen hebben zes maanden geld opzij gezet. Ik kan getuigen dat zij gelukkig waren omdat zij u gezien hebben. Bedankt! Mijn vraag is deze: vele media zeiden dat uw bezoek in Birma één van de moeilijkste is en met de meeste uitdagingen. Is dat echt zo?
Paus Franciscus: U hebt twee dingen gezegd. Eerst sprak u over het volk Gods. Toen ik te weten kwam dat deze mensen ver gereisd en gestapt hadden, dat zij gespaard hadden, erken ik dat ik mij diep beschaamd voelde. Het volk Gods leert ons heldhaftige deugden. En ik voelde mij beschaamd de herder te zijn van een volk dat mij in deugdzaamheid, dorst naar God, in Kerkgezindheid overstijgt, omdat zij Petrus kwamen zien. Ik heb me beschaamd gevoeld en ik dank God dat ik het gevoeld heb. En terloops gezegd, als er een genade is die een jezuïet moet vragen, is het die van diepe schaamte. De heilige Ignatius doet ze ons vragen in de eerste week van de Geestelijke Oefeningen tenoverstaan van de gekruisigde Christus. Vraag de genade van schaamte voor u en voor mij. Het is een genade!
Nu komen we tot uw tweede vraag. Deze reis is heel moeilijk, ja. Het scheelde weinig of ze zou op een bepaald ogenblik afgelast worden. Het is dus een moeilijke reis. Maar juist omdat ze moeilijk is, moest ik ze doen! Tijdens de Lezingendienst hebben wij namelijk onlangs gelezen wat de profeet Ezechiël zegt over herders die van hun volk profiteren, die op de kosten van hun volk leven. Zij roven hun wol, het zijn herders die hun schapen scheren en hun melk afnemen. Het zijn twee symbolen. Voedsel voor rijkdom, en wol voor ijdelheid. Een herder die gewoon is aan rijkdom en ijdelheid, eindigt in grote hoogmoed, zoals de heilige Ignatius zegt. Zo herneemt de heilige Augustinus het thema van de profeet Ezechiël in een bekende verhandeling - H. Augustinus
De Pastoribus () – en toont dat een slechte herder die zich vastklampt aan rijkdom, die zich hecht aan ijdelheid, uiteindelijk hoogmoedig wordt. Dus armoede maakt dat een goede herder het goed doet. De heilige Ignatius noemde de armoede: de muur en moeder van het godgewijde leven. Het volk Gods is een arm volk, een nederig volk, een volk dat dorst naar God. Wij herders, wij moeten leren van het volk. Als deze reis moeilijk leek, ben ik gekomen omdat wij aanwezig moeten zijn op de kruiswegen van de geschiedenis.
Vraag: Toen wij kennis kregen van uw bezoek, zijn wij beginnen voelen en denken dat wij op een kruispunt staan, zoals u juist komt te zeggen. Uw bezoek is voor ons een motivatie om in die zin door te gaan. U zegt dikwijls dat men de geur van de schapen moet dragen. Wij, hier, wij komen van verschillende plaatsen in het land, waar wij deze geur als priester waarnemen. Sommigen onder ons dragen de geur van vluchtelingen. Hoe kunnen wij voelen en denken met de Kerk, zoals de heilige Ignatius ons vraagt, met deze zo intense geur van het volk Gods? Hoe de aanwezigheid van de Paus voelen?
Paus Franciscus: Daarnet sprak ik tot de bisschoppen over twee geuren: die van de schapen en die van God. We moeten de geur van de schapen kennen om te begrijpen, aan te voelen en te begeleiden, en de schapen moeten bemerken dat Gods geur van ons uitgaat. Dat is het getuigenis. Vandaag gebeurt missionering, God zij dank, niet meer door proselitisme. Paus Benedictus XVI heeft het duidelijk gezegd: de Kerk groeit niet door proselitisme, maar door aantrekkingskracht, door het getuigenis. Vgl. Paus Benedictus XVI, Toespraak, Opening van de 5e Algemene Vergadering van Bisschoppen van Latijns-Amerika en het Caraïbisch Gebied (13 mei 2007), 2
Hoe kan u de aanwezigheid voelen van de Paus, u die hier werkt? Hoe kunnen vluchtelingen ze voelen? Het is niet gemakkelijk hierop te antwoorden. Ik heb tot nu vier vluchtelingenkampen bezocht. Drie enorme: Lampedusa, Lesbos en Bologna in Noord-Italië. Daar is nabijheid nodig. Soms is het onderscheid onduidelijk tussen een oord waaruit men hoopt weg te geraken en een gevangenis. Soms zijn de kampen echte concentratiekampen, gevangenissen.
In Italië ervaren wij de realiteit van de vluchtelingen uit Afrika zeer intens, want zij zijn er, en er gebeuren echte tragedies. Een vluchtelinge met wie ik gesproken heb, zei me dat zij er drie jaar over gedaan had van bij haar tot in Lampedusa. En in de loop van die drie jaar, werd zij vijf keer verkocht. Wat de handel betreft in vrouwen die bedrogen worden en verkocht aan pooiers in Rome, zei een bejaarde priester mij ironisch dat hij niet wist of er in Rome meer priesters zijn of prostituees. Het zijn vrouwen die ontvoerd, bedrogen, en van de ene plaats naar de andere overgebracht worden. De diocesane Kerk van Rome doet veel voor hen. Het is een werk van bevrijding.
En dan, denken wij aan de uitbuiting van kinderen door werk. Wij denken aan kinderen die vergeten hebben wat spel is en die moeten werken. Dat is onze “derde week” uit de Geestelijke Oefeningen van de heilige Ignatius: hen zien, is de lijdende en gekruisigde Christus zien. Hoe kan ik hen benaderen? Ja, ik probeer hen te bezoeken, ik zeg het zonder omwegen, vooral in landen die hun grenzen sluiten. Helaas zijn er in Europa landen die ervoor gekozen hebben hun grenzen te sluiten. Het pijnlijkste is dat zij om deze beslissing te nemen, hun hart hebben moeten sluiten. En onze missionering moet ook die harten bereiken die zich sluiten voor de opvang van anderen.
Ik weet niet wat ik hierover nog kan zeggen, tenzij dat het een ernstige zaak is. Wij zullen hier vanavond eten. Vele vluchtelingen hebben slechts een stuk brood. Misschien hebben wij een dessert. Dat herinnert mij aan een beeld van Lesbos. Ik ben er naar toe gegaan met patriarch Bartholomaios en de orthodoxe aartsbisschop van Athene, Hiëronymus. Zij stonden daar, allemaal op een rij, meerdere duizenden, en ik ging voorop; achter mij patriarch Bartholomaios en aartsbisschop Hiëronymus als laatste. Ik begroette hen en op een bepaald moment gaf ik mij rekenschap dat de kinderen hun hand uitstaken en achter mij keken. Ik vroeg me af: wat gebeurt er? Toen ik mij omdraaide zag ik dat patriarch Bartholomaios de zakken vol snoep had en het aan de kinderen gaf. Met één hand begroetten ze mij en met de andere grepen ze een snoepje. Ik bedacht dat het ongetwijfeld hun eerste lekkernij was sinds lang.
Een ander beeld van Lesbos heeft mij veel geholpen om tenoverstaan van God te wenen: een man van rond de dertig met drie dochtertjes zei me: “ik ben moslim, mijn vrouw was Christen, wij hielden veel van elkaar. Op een dag kwamen terroristen binnen. Zij zagen haar kruisje, zeiden haar dat ze het moest afdoen. Zij zei nee en werd voor mijn ogen gekeeld. Ik blijf van mijn vrouw en kinderen houden”.
Die dingen moeten gezien en verteld worden. Die dingen moeten verder gaan dan de salons van onze grote steden. Wij hebben de plicht ze aan te klagen en ruchtbaarheid te geven aan deze menselijke tragedies die men probeert te verzwijgen.
Vraag: Vele jezuïeten zijn hier in opleiding en als opleiders, proberen wij beter te begrijpen wat de figuur van een jezuïet is vandaag. U bent een goede jezuïet, geëngageerd in de zending die u toevertrouwd werd. Wat kan u ons in die hoedanigheid zeggen? Welke raad geeft u aan jonge jezuïeten van Birma om een goede jezuïet te worden?
Paus Franciscus: Het is beter dat u hen leert niet te zijn zoals ik! (hier schatert hij van het lachen) Ik zou twee dingen zeggen. Onder mijn opleiders was een bejaarde jezuïet, een jezuïet die het einde van zijn leven bereikt had. Een groot, geleerd jezuïet en eens gaf hij mij een raad: als ge in de Sociëteit wil standhouden, denk dan helder en spreek vaag. Hij was een groot geleerde maar een slechte opleider. Heeft u het begrepen? (en hij lacht met de aanwezige jezuïeten)
Het tweede dat ik wil vermelden gaat over iemand anders: ik wil hem hier in Birma citeren, maar geloof dat hij zich nooit had kunnen indenken dat zijn naam hier zou vernoemd worden. Het gaat om een Argentijnse jezuïet, Miguel Angel Fiorito. Hij heeft een kritische uitgave gemaakt van het H. Petrus Faber
Memoriale () van de heilige Petrus Faber, maar hij was filosoof en had zijn thesis gemaakt over het natuurlijke verlangen van de mens om God te vinden, volgens de heilige Thomas. Hij was professor filosofie, dekaan van de faculteit, maar hield van spiritualiteit. En hij onderwees ons, studenten, in de spiritualiteit van de heilige Ignatius. Hij is het die ons de weg van onderscheiding heeft geleerd. Gij die opleider bent, als ge een jezuïet in opleiding tegenkomt, die niet kan onderscheiden, die geen onderscheiding geleerd heeft en weinig hoop geeft het te leren, ook al is hij een uitstekende jongen, zeg hem een andere weg te zoeken. Een jezuïet moet een meester in onderscheiding zijn, voor zichzelf en de anderen. De heilige Ignatius heeft ons niet gevraagd twee gewetensonderzoeken per dag te doen om vlooien of luizen te zoeken. Nee: hij deed dat opdat wij zouden zien wat in ons hart gebeurt. Volgens mij is het criterium voor een roeping binnen de Sociëteit, het volgende: kan de kandidaat onderscheiden? Als hij kan onderscheiden, kan hij erkennen wat van God komt en wat van de boze geest; dat is voldoende om vooruit te gaan. Ook al begrijpt hij niet veel, ook al slaagt hij niet voor zijn examens … Spijtig, als hij maar geestelijk onderscheidingsvermogen heeft. Denk aan de heilige Petrus Claver. Hij kon onderscheiden en wist dat God wou dat hij tussen de zwarte slaven zou leven, degenen over wie sommige gewaardeerde theologen discuteerden of zij een ziel hebben of niet.
Vraag: Mijn opleiding heeft 14 jaar geduurd vanaf het noviciaat tot aan de priesterwijding. Op die lange weg hebben sommigen het in hun opleidingstijd opgegeven. Vandaag zijn wij slechts met drie jezuïeten priester in onze lokale Kerk. Welke aanmoediging kan u geven aan degenen die in opleiding zijn?
Paus Franciscus: Vrijheid is één van de dingen die de Heer respecteert. Met inbegrip van de vrijheid om zich van Hem te verwijderen, de vrijheid om te zondigen. Hij blijft stil en lijdt. Hij blijft stil. Hij gaat tot dat uiterste. Voor dit uiterste, zijn er vele situaties die geen zonde zijn, maar die maken dat iemand opgeeft of die iemand doen begrijpen dat deze weg niet de zijne is … Dat een religieus, een priester opgeeft, is een mysterie. En wij moeten dat respecteren, hem helpen als hij hulp vraagt, beschikbaar blijven en voor hem bidden. De Heer wacht trouwens op hem tot op het meest geschikte ogenblik. En men mag nooit wanhopen, want de Heer is goed en ik zou zelfs zeggen - vergeef mij het woord - “listig”.
Wat de listigheid van God betreft, zou ik iets willen toevoegen: ik wil u spreken over een kunstwerk dat mij raakt. Het gaat om een kapittel in de Kerk van de H. Maria Magdalena in Vezelay, in het midden van Frankrijk, waar de weg naar St.-Jakobus van Compostella begint. Aan één kant van het kapiteel , de opgehangen Judas met uitgestoken tong, open ogen, dood. Daarnaast de duivel, klaar om hem mee te nemen. Aan de andere kant van het kapiteel, de goede Herder die hem gegrepen heeft, op Zijn schouders geladen en meegenomen. Deze beeldhouwer uit de 13e eeuw was een kunstenaar, maar in zijn hart ook een theoloog. Hij was een mystieker. En hij had durf. Hij heeft het zich veroorloofd iets te zeggen dat niemand onder ons, geen enkele theoloog, van op de preekstoel of leerstoel riskeerde te zeggen: God is listig. En dat is eigenaardig. Als wij goed kijken naar de lippen van de goede Herder, zien wij een grappige glimlach, alsof Hij tot de duivel zegt: “Ik heb u zitten!”.
Dat leert mij veel. Altijd hopen … dat is hetzelfde als wat de pastoor van Ars zegt tot de weduwe van de man die zelfmoord pleegde, beangstigd dat haar man naar de hel zou gaan: “mevrouw, tussen de brug vanwaar uw man zich naar beneden heeft gegooid en de rivier, is Gods barmhartigheid”. Vergeet dat woord nooit: barmhartigheid.
Vraag: Ik sta als jezuïet in voor de opleiding en werk in een sloppenwijk. De mensen zijn heel arm, maar daar willen de mensen elkaar helpen. Een meisje vroeg me: hoe kan ik hulpbehoevenden helpen als ik zelf hulp nodig heb. Ik heb geprobeerd haar een verstandelijk antwoord te geven, maar het overtuigde me niet. Dan heeft iemand me de raad gegeven, het aan de Heilige Vader te vragen.
Paus Franciscus: Verstandelijke antwoorden dienen tot niets. Ik ben niet tegen intellectuelen, dat moge duidelijk zijn! Men moet veel studeren, maar een intellectueel en abstract antwoord dient in zo’n geval tot niets. Tegen een moeder die haar kind verloren heeft, een man die zijn vrouw verloren heeft, een kind, een zieke … moogt ge niet spreken. Alleen een blik …, een glimlach, een handdruk, een arm vastnemen, een liefkozing … en misschien zal de Heer u dan een woord ingeven. Probeer geen verklaring te geven. En de vraag die dat meisje u stelde, was een existentiële vraag: wat kan ik doen, ik die niets heb, om anderen te helpen? Zoek toenadering! En denk na waarmee die persoon u kan helpen, u. Zoek toenadering. Begeleid haar. Wees nabij. En de Heilige Geest – vergeten wij niet dat Hij in ons is – zal u ingeven wat ge kunt doen, wat ge kunt zeggen. Want spreken is het laatste om te doen. Eerst moet men doen. Zwijgen, begeleiden, nabij zijn. ?abijheid. Dat is het mysterie van het mens geworden Woord. Nabijheid. De woorden die ge aan dat meisje misschien kunt zeggen, zijn: kom nader. Zij heeft nabijheid nodig. Gij hebt ook nabijheid nodig. En laat God de rest doen.
Vraag: Heilige Vader, ik vraag mij af waarom u altijd tijd neemt om op uw reizen jezuïeten te bezoeken. En ik heb nog een vraag: wat zijn de belangrijke dingen die een jezuïet kan doen voor de mensen van dit land, voor de Kerk in Birma?
Paus Franciscus: De reden waarom ik steeds jezuïeten ontmoet, is om niet te vergeten dat ik missionaris ben en de zondaars moet bekeren! (de Paus wekt algemene hilariteit).
Wat uw vraag betreft, ik ben blij dat u het woord “Kerk” gebruikt heeft. Het feit mee te voelen met de Kerk, ging de heilige Ignatius zeer ter harte, meevoelen met de Kerk. En ook daarvoor is onderscheiding nodig. Maar men moet dicht bij de hiërarchie staan. En als ik het niet eens ben met wat de bisschop zegt, moet ik blijk geven van parresia (moed tot waarheid), moedig met hem gaan spreken en in dialoog gaan. En op het einde, gehoorzamen. Herinner u de heilige Ignatius toen Gian Pietro Carafa, Paulus IV, tot Paus verkozen werd. Wanneer men hem vroeg, wat hem zou overkomen als de Paus de Sociëteit zou ontbinden, geloof ik dat de heilige Ignatius geantwoord heeft, dat met enkele gebeden alles terug in orde zou komen. En hij bleef in vrede. Maar men mag de Sociëteit van Jezus niet zien als een parallelle Kerk of een onder-Kerk. Wij behoren allemaal tot de heilige en zondige Kerk. Men behoort tot de Kerk bij vreugde en droefheid. Wij hebben het voorbeeld van grote jezuïeten die zich door de Kerk van hun tijd gekruisigd voelden en zij hebben gezwegen. Wij denken aan kardinaal De Lubac, om er één te noemen. En aan zoveel andere. Ik zou zeggen: mannen van de Kerk zijn. Wanneer de Sociëteit zich in de invloedssfeer van de zelfvoldaanheid begeeft, houdt zij op de Sociëteit van Jezus te zijn.
Vraag: Fundamentalisme is hier een groot probleem. Ik kom uit een streek waar veel spanningen zijn met moslims. Ik vraag mij of hoe men voor mensen kan zorgen die geneigd zijn tot fundamentalisme. Hoe voelt u dit aan als u ons land bezoekt?
Paus Franciscus: Ziet ge, fundamentalisme, dat is overal. Wij, katholieken, wij hebben “de eer” fundamentalisten onder de gedoopten te hebben. Ik geloof dat het interessant zou zijn, als iemand van u die zijn doctoraat voorbereidt, de wortels van het fundamentalisme zou bestuderen. Het is een houding van een ziel die zich opstelt als rechter over anderen en over iemand die zijn godsdienst deelt. Het is een manier om naar de essentie van de godsdienst te gaan – te beweren naar de essentie te gaan –, maar tot het punt waarop men vergeet wat essentieel is. Men vergeet de consequenties. Fundamentalistische houdingen nemen verschillende vormen aan, maar hebben gemeenschappelijk dat zij het essentiële sterk benadrukken en daarbij het existentiële negeren. Het fundamentalisme negeert de geschiedenis, negeert de mens. Christelijk fundamentalisme negeert de menswording.