28 oktober 1965
OPTATAM TOTIUS ECCLESIAE Over de priesteropleiding |
|||
► | De noodzaak van een diepgaande geestelijke vorming |
De geestelijke vorming van de seminaristen moet gelijke tred houden met de wetenschappelijke en pastorale vorming, en ze moet, vooral met de hulp van de geestelijke leider Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Exhortatie, Aan geheel de geestelijkheid in vrede de na te streven heiligheid van het priesterlijk leven, Menti Nostrae (23 sept 1950), 81-84 Vgl. Congregatie Katholieke Vorming (seminaries en universiteiten), La formazione spirituale del candidato al sacerdozio (1 jan 1965), zo gegeven worden, dat zij leren leven in een vertrouwelijke en voortdurende omgang met God de Vader door zijn Zoon Jezus Christus in de Heilige Geest. Omdat zij door de heilige wijding gelijkvormig zullen worden aan Christus, de Hogepriester, moeten zij het zich eigen maken om ook als vrienden innig met Hem verbonden te blijven in heel hun leven. Vgl. H. Paus Pius X, Apostolische Exhortatie, Over de heiligheid van de priesters, Haerent animo - Ad Clerum (4 aug 1908), 16-17 Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Exhortatie, Aan geheel de geestelijkheid in vrede de na te streven heiligheid van het priesterlijk leven, Menti Nostrae (23 sept 1950), 8-9 Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Bij gelegenheid van de 100e sterfdag van de H. Pastoor van Ars, Sacerdotii Nostri primordia (1 aug 1959), 26-27 Zij moeten zijn Paasmysterie zó beleven, dat zij het hun toevertrouwde volk daarin weten in te wijden. Men moet hen leren, Christus te zoeken in een getrouwe overweging van het woord Gods, in de actieve deelname aan de heilige mysteries van de Kerk, allereerst in de Eucharistie en het goddelijke Officie; Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 65-69.136-142 Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Apostolische Exhortatie, Brevier bidden voor het welslagen van Vaticanum II, Sacrae Laudis (6 jan 1962), 12-16 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 16.17 Vgl. Concilium ter uitvoering van de Constitutie heilige liturgie, Instructie voor de uitvoering van de Constitutie over de heilige Liturgie, Inter Oecumenici (26 sept 1964), 14-17 in de bisschop, die hun de zending geeft, en in de mensen, tot wie zij gezonden worden, vooral in de armen, de kleinen, de zieken, de zondaars en de ongelovigen. De allerheiligste Maagd Maria, die door Christus Jezus op het kruis aan zijn leerling als Moeder is gegeven, zullen zij liefhebben en vereren met kinderlijk vertrouwen.
Men moet de oefeningen van godsvrucht, die door een eerbiedwaardige traditie van de Kerk worden aanbevolen, ten zeerste aanmoedigen, maar de godsdienstige vorming mag niet alleen maar bestaan in het verrichten van die oefeningen of in een religieus gevoel. De seminaristen moeten veeleer leren, te leven volgens het Evangelie, zich te versterken in het geloof, de hoop en de liefde teneinde zich door de beoefening daarvan de geest van gebed eigen te maken, H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Bij gelegenheid van de 100e sterfdag van de H. Pastoor van Ars, Sacerdotii Nostri primordia (1 aug 1959), 25 kracht en bescherming voor hun roeping op te doen, en ook de andere deugden tot ontwikkeling te brengen en te groeien in de ijver om alle mensen voor Christus te winnen.
De seminaristen moeten van het mysterie van de Kerk, dat vooral door dit Concilie is belicht, zó worden doordrongen, dat zij in nederige en kinderlijke liefde zich hechten aan de plaatsbekleder van Christus en later, als zij eenmaal priester zijn, als trouwe mede helpers van hun eigen bisschop achter hem staan, en eensgezindheid samenwerken met hun broeders. Door dit alles zullen zij getuigenis afleggen van de eenheid, die alle mensen voert tot Christus. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28 Zij moeten met heel hun hart leren deelnemen aan het leven van de gehele Kerk overeenkomstig het woord van de heilige Augustinus: „In de mate, waarin men de Kerk van Christus liefheeft, bezit men de Heilige Geest.” H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. 32, 8: P.L. 35, 1646 De seminaristen dienen duidelijk te begrijpen, dat zij niet bestemd zijn om te heersen of eer te genieten, maar dat zij zich geheel moeten wijden aan de dienst van God en aan het pastorale ministerie. Met bijzondere zorg moeten zij gevormd worden tot priesterlijke gehoorzaamheid, tot een sobere levenswijze en tot de geest van zelfverloochening, Paus Pius XII, Apostolische Exhortatie, Aan geheel de geestelijkheid in vrede de na te streven heiligheid van het priesterlijk leven, Menti Nostrae (23 sept 1950), 13-16.72.86-88 H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Bij gelegenheid van de 100e sterfdag van de H. Pastoor van Ars, Sacerdotii Nostri primordia (1 aug 1959), 12-14.20-23 Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de Kerk, Ecclesiam Suam (6 aug 1964), 55-57 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 8 zodat zij zich ook de gewoonte eigen maken om dingen, die in zich geoorloofd zijn, maar wellicht niet opportuun, bereidwillig na te laten en gelijkvormig te worden aan de gekruisigde Christus.
De seminaristen moeten terdege worden ingelicht omtrent de lasten, die zij op zich zullen nemen, zonder dat men ook maar iets van de moeilijkheden van het priesterleven voor hen verborgen houdt. Toch mogen zij in hun toekomstige werkkring niet als het ware uitsluitend het gevaarlijke gaan zien, maar zij moeten veeleer leren, uit hun pastorale activiteit zoveel mogelijk kracht te putten voor hun geestelijk leven.
De seminaristen, die overeenkomstig de heilige en strenge wetten van hun eigen ritus de eerbiedwaardige traditie van het priestercelibaat volgen, moeten zorgvuldig voorbereid worden op die staat, waarin zij aan het huwelijk verzaken omwille van het rijk der hemelen Vgl. Mt. 19, 12 , zich met een onverdeeld hart wegschenken aan de Heer Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over gelofte van de maagdelijkheid, Sacra virginitas (25 mrt 1954), 15-22 geheel in overeenstemming met het nieuwe Verbond, waarin zij getuigenis afleggen van de verrijzenis van de toekomstige wereld Vgl. Lc. 20, 36 Vgl. H. Cyprianus van Carthago, De habitu Virginum. 22: P.L. 4, 475 Vgl. H. Ambrosius van Milaan, Over de maagdelijkheid, De virginitate. I, 8, 52: P.L. 16, 203s, en een krachtige hulp vinden om voortdurend de volmaakte liefde te beoefenen, die hen in staat stelt om in het priesterlijke ministerie alles voor allen te worden. Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Exhortatie, Aan geheel de geestelijkheid in vrede de na te streven heiligheid van het priesterlijk leven, Menti Nostrae (23 sept 1950), 17 Zij dienen te weten, met welk een dankbaarheid men die staat op zich moet nemen, niet alleen als een voorschrift van de kerkelijke wet, maar ook als een kostbare gave van God, die men nederig moet afsmeken, een gave, waaraan zij onder de stuwing en met de hulp van de Heilige Geest vrij en edelmoedig zullen trachten te beantwoorden.
De seminaristen behoren goed op de hoogte te zijn van de plichten en de waardigheid van het christelijk huwelijk, dat een afbeelding is van de liefde tussen Christus en de Kerk Vgl. Ef. 5, 32-33 , maar tevens moeten ze ook de hogere waarde weten te zien van de aan Christus toegewijde maagdelijkheid Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over gelofte van de maagdelijkheid, Sacra virginitas (25 mrt 1954), 23-30, zodat door een rijp overlegde en edelmoedige keuze kunnen besluiten, zich geheel aan de Heer weg te schenken met lichaam en ziel.
Men moet hen waarschuwen voor de gevaren, die, vooral in de moderne maatschappij, hun kuisheid bedreigen. Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Exhortatie, Aan geheel de geestelijkheid in vrede de na te streven heiligheid van het priesterlijk leven, Menti Nostrae (23 sept 1950), 18-19.88 En met behulp van de geëigende goddelijke en menselijke middelen moeten zij leren, het verzaken aan het huwelijk zó in hun leven in te bouwen, dat zij, in plaats van door het celibaat ook maar de geringste belemmering te ondervinden voor hun leven en activiteit, veeleer hun hart en lichaam beter leren beheersen, tot een grotere rijpheid kunnen komen en de zaligspreking van het Evangelie volmaakter mogen ervaren.
De normen van de christelijke opvoeding moeten nauwgezet in acht worden genomen en op de juiste wijzen worden aangevuld met de moderne resultaten van een gezonde psychologie en pedagogie. Door een verstandige opleiding moet men in de seminaristen ook de noodzakelijke menselijke rijpheid aankweken, die als voornaamste kenmerken heeft: een bepaalde evenwichtigheid van karakter, de geschiktheid om weloverwogen beslissingen te nemen en om zich een juist oordeel te vormen over gebeurtenissen en personen. De seminaristen moeten leren, hun natuurlijke aard harmonisch te ontwikkelen, zij moeten zich karaktervastheid eigen maken en in het algemeen een hoogachting voor de deugden, die de mensen zozeer waarderen en die een aanbeveling vormen voor de dienaar van Christus H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Bij het 4e eeuwfeest van de oprichting van seminaries door het Concilie van Trente, Summi Dei Verbum (4 nov 1963), 29-32, zoals oprechtheid, voortdurende zorg voor rechtvaardigheid, trouw aan het gegeven woord, aangename manieren, bescheidenheid en liefde in het spreken. De discipline van het seminarieleven moet beschouwd worden niet slechts als een krachtig hulpmiddel voor het gemeenschappelijk leven en voor de broederlijke liefde, maar ook als een noodzakelijk element in het geheel van de vorming, om namelijk zelfbeheersing te verkrijgen, een solide persoonlijke rijpheid op te doen en de andere karaktereigenschappen te ontwikkelen, die zo kostbaar zijn voor een goed geregelde en vruchtbare activiteit van de Kerk. Maar de discipline moet zó worden doorgevoerd, dat ze de seminaristen een innerlijke houding bijbrengt, waardoor zij het gezag van hun oversten aanvaarden uit innerlijke overtuiging, krachtens hun geweten Vgl. Rom. 13, 5 en uit bovennatuurlijke motieven. Tevens echter moeten de regels van de discipline, in aansluiting aan de leeftijd van de leerlingen, zó worden toegepast, dat zij van de ene kant zichzelf geleidelijk leren beheersen en van de andere kant hun vrijheid op een verstandige manier leren gebruiken, hun geest van initiatief ontwikkelen Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Exhortatie, Aan geheel de geestelijkheid in vrede de na te streven heiligheid van het priesterlijk leven, Menti Nostrae (23 sept 1950), 74 en samenwerken met collega’s en leken.
Heel de sfeer van het seminarie moet doortrokken zijn van toeleg op vroomheid en ingekeerdheid en van een streven naar onderling hulpbetoon, en ze moet als het ware reeds een inleiding vormen op het leven, dat de priester later zal moeten leiden.
Om aan de geestelijke vorming een hechtere basis te geven en om de seminaristen de aanvaarding van hun roeping volgens een rijp overlegde keuze gemakkelijker te maken, zullen de bisschoppen een geschikte tijd uittrekken voor een diepere geestelijke vorming. Het behoort ook tot hun taak, na te gaan, of het wenselijk is, de studies een tijdlang te laten onderbreken of een aangepaste pastorale oefeningstijd in te lassen om de geschiktheid van de kandidaten voor het priesterschap beter te kunnen toetsen. Eveneens is het de taak van de bisschoppen om, overeenkomstig de omstandigheden van de verschillende streken, de op het ogenblik geldende canonieke leeftijd voor het ontvangen van de wijdingen hoger te stellen, en ook om uit te maken, of het opportuun is, dat de seminaristen na beëindiging van hun theologische studies een bepaalde tijd als diaken blijven werken, voordat zij tot het priesterschap worden geroepen.