28 oktober 1965
De seminaristen moeten van het mysterie van de Kerk, dat vooral door dit Concilie is belicht, zó worden doordrongen, dat zij in nederige en kinderlijke liefde zich hechten aan de plaatsbekleder van Christus en later, als zij eenmaal priester zijn, als trouwe mede helpers van hun eigen bisschop achter hem staan, en eensgezindheid samenwerken met hun broeders. Door dit alles zullen zij getuigenis afleggen van de eenheid, die alle mensen voert tot Christus. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28 Zij moeten met heel hun hart leren deelnemen aan het leven van de gehele Kerk overeenkomstig het woord van de heilige Augustinus: „In de mate, waarin men de Kerk van Christus liefheeft, bezit men de Heilige Geest.” H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. 32, 8: P.L. 35, 1646 De seminaristen dienen duidelijk te begrijpen, dat zij niet bestemd zijn om te heersen of eer te genieten, maar dat zij zich geheel moeten wijden aan de dienst van God en aan het pastorale ministerie. Met bijzondere zorg moeten zij gevormd worden tot priesterlijke gehoorzaamheid, tot een sobere levenswijze en tot de geest van zelfverloochening, Paus Pius XII, Apostolische Exhortatie, Aan geheel de geestelijkheid in vrede de na te streven heiligheid van het priesterlijk leven, Menti Nostrae (23 sept 1950), 13-16.72.86-88 H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Bij gelegenheid van de 100e sterfdag van de H. Pastoor van Ars, Sacerdotii Nostri primordia (1 aug 1959), 12-14.20-23 Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de Kerk, Ecclesiam Suam (6 aug 1964), 55-57 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 8 zodat zij zich ook de gewoonte eigen maken om dingen, die in zich geoorloofd zijn, maar wellicht niet opportuun, bereidwillig na te laten en gelijkvormig te worden aan de gekruisigde Christus.
De seminaristen moeten terdege worden ingelicht omtrent de lasten, die zij op zich zullen nemen, zonder dat men ook maar iets van de moeilijkheden van het priesterleven voor hen verborgen houdt. Toch mogen zij in hun toekomstige werkkring niet als het ware uitsluitend het gevaarlijke gaan zien, maar zij moeten veeleer leren, uit hun pastorale activiteit zoveel mogelijk kracht te putten voor hun geestelijk leven.