28 oktober 1965
Het bevorderen van de roepingen is een plicht van de gehele christengemeenschap Het gebrek aan roepingen is in de tegenwoordige tijd een van de voornaamste beproevingen, die de Kerk bijna overal doormaakt. Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Exhortatie, Aan geheel de geestelijkheid in vrede de na te streven heiligheid van het priesterlijk leven, Menti Nostrae (23 sept 1950), 64 H. Paus Johannes XXIII, Toespraak, Tot het eerste internationale congres voor de kloosterroepingen te Rome, De roeping tot de ‘staat van volmaaktheid (16 dec 1961). “Het probleem van de priester- en kloosterroepingen is een voorwerp van dagelijkse zorg voor de paus; het is iets waarvoor hij vurig bidt en waarnaar heel zijn verlangen uitgaat”; L’Osservatore Romano van 17 december 1961: Eccl. Doc. 0744, blz. 68, n. 5)., en deze plicht moet zij op de eerste plaats vervullen door een volwaardig christelijk leven. De kostbaarste inbreng leveren hier de gezinnen, die, bezield met een geest van geloof, hoop en liefde, als het ware het eerste seminarie zijn, en daarnaast de parochies, aan wier bloeiend leven de jonge mensen zelf deel hebben. De onderwijzers en allen, die zich op enigerlei wijze met de opvoeding van de kinderen en van de jeugd bezig houden, en heel bijzonder de katholieke verenigingen moeten de hun toevertrouwde jonge mensen zó trachten te vormen, dat dezen in staat zijn, de goddelijke roepstem te vernemen en bereidwillig te volgen. Alle priesters moeten hun apostolische ijver zoveel mogelijk tonen door het begunstigen van roepingen; zij moeten door hun eigen nederig, arbeidzaam en blijmoedig leven alsmede door hun onderlinge liefde als priesters en door hun broederlijke samenwerking het priesterschap voor de jongens aantrekkelijk maken.
Het is een taak van de bisschoppen, hun gelovigen aan te sporen tot het bevorderen van roepingen en alle krachten en initiatieven tot dit doel te bundelen. Zij moeten als een vader degenen helpen, in wie zij Gods roeping menen te zien en zich voor hen alle offers getroosten.
Deze actieve samenwerking van het gehele volk Gods voor de roepingen beantwoordt aan het werk van de Goddelijke Voorzienigheid, die aan de mensen door God uitgekozen om te delen in het hiërarchisch priesterschap van Christus, de nodige geschiktheid schenkt en hen met haar genade helpt, terwijl zij de wettige bedienaren van de Kerk de opdracht geeft, de geschiktheid van de kandidaten te onderzoeken en degenen, die met de juiste bedoeling en in volledige vrijheid zich voor dit zo verheven ambt aanbieden en waardig bevonden worden, te roepen en hen door het zegel van de Heilige Geest te wijden voor de eredienst van God en de dienst van de Kerk. Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Over het religieuze leven, Sedes Sapientiae (31 mei 1956), 12-17. A.A.S 48 (1956) 357 (Eccl. Doc. 0788, blz 21-23, nn. 12-17 H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Bij het 4e eeuwfeest van de oprichting van seminaries door het Concilie van Trente, Summi Dei Verbum (4 nov 1963), 15-23. A.A.S. 55 (1963) 984-985 (Eccl. Doc. 0712, blz. 20-27, nn. 15-23).
Het heilig Concilie beveelt allereerst de traditionele middelen aan, waardoor allen kunnen meewerken aan dit doel, zoals een vurig gebed, christelijke boetegeest en ook een steeds grondiger voorlichting van de gelovigen door prediking, catechese en door de verschillende communicatiemiddelen, om hun zo een beter besef bij te brengen van de noodzakelijkheid, het wezen en de grootheid van de priesterroeping. Het Concilie beveelt bovendien, dat het Werk van de roepingen, hetwelk overeenkomstig de betreffende pauselijke documenten reeds op diocesaan, regionaal of nationaal niveau is ingericht of ingericht zal worden, methodisch en organisch het geheel van de pastorale activiteit voor de roepingen zal organiseren met gebruikmaking van alle geschikte middelen van de moderne psychologie en sociologie, en dat men die activiteit zowel met voorzichtigheid als met ijver zal trachten uit te breiden. Vgl. Paus Pius XII, Motu Proprio, Over de oprichting van het Pauselijk Werk van de priesterroepingen bij de heilige Congregatie van seminaries en universiteiten, Cum Nobis (4 nov 1941). A.A.S. 33 (1941) 479, en de daarbij behorende statuten en normen, door die Congregatie op 8 september 1943 gepromulgeerd Vgl. Paus Pius XII, Motu Proprio, Over het Pauselijk Werk van de religieuze roepingen, Cum supernae (11 feb 1955). A.A.S. 47 (1955) 266, met de daarbij behorende statuten en normen, door de Congregatie van de Religieuzen gepromulgeerd: A.A.S. 47 (1955) 298-301 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de vernieuwing en aanpassing van het religieuze leven, Perfectae Caritatis (28 okt 1965), 24 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 15
Het werk voor de roepingen moet zich grootmoedig uitstrekken tot over de grenzen van de afzonderlijke bisdommen, volken, religieuze gemeenschappen en ritussen, en het moet, rekening houdend met de noden van de universele Kerk, hulp verlenen vooral aan die gebieden, waar de arbeiders in de wijngaard des Heren het dringendst nodig zijn.
De Groot-Seminaries zijn noodzakelijk voor de priesterlijke vorming. In deze seminaries moet de gehele opleiding er op gericht zijn om van de studenten, op het voorbeeld van onze Heer Jezus Christus, Leermeester, Priester en Herder, echte zielenherders te maken. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28 Zij moeten dus worden voorbereid op de bediening van het woord: zodat zij het geopenbaarde woord Gods steeds beter verstaan, het door overweging in zich opnemen en het door hun prediking en door heel hun gedrag tot uitdrukking brengen. Zij moeten worden voorbereid op de bediening van de eredienst en van de heiliging, om in het gebed en in de liturgische viering het werk van het heil te kunnen verwezenlijken door het eucharistisch Offer en door de sacramenten. Zij moeten worden voorbereid op de pastorale bediening om voor de mensen Christus te kunnen vertegenwoordigen, die „niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen” (Mc. 10, 45) Vgl. Joh. 13, 12-17 , en om velen te winnen door de dienaars te worden van allen Vgl. 1 Kor. 9, 19 .
Daarom moeten alle elementen van de geestelijke, intellectuele en disciplinaire vorming samengebundeld worden tot het bereiken van dit pastorale doel; en alle oversten en professoren moeten met ijver en eensgezindheid dit doel nastreven, in trouwe volgzaamheid aan het gezag van de bisschop.
De geestelijke vorming van de seminaristen moet gelijke tred houden met de wetenschappelijke en pastorale vorming, en ze moet, vooral met de hulp van de geestelijke leider Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Exhortatie, Aan geheel de geestelijkheid in vrede de na te streven heiligheid van het priesterlijk leven, Menti Nostrae (23 sept 1950), 81-84 Vgl. Congregatie Katholieke Vorming (seminaries en universiteiten), La formazione spirituale del candidato al sacerdozio (1 jan 1965), zo gegeven worden, dat zij leren leven in een vertrouwelijke en voortdurende omgang met God de Vader door zijn Zoon Jezus Christus in de Heilige Geest. Omdat zij door de heilige wijding gelijkvormig zullen worden aan Christus, de Hogepriester, moeten zij het zich eigen maken om ook als vrienden innig met Hem verbonden te blijven in heel hun leven. Vgl. H. Paus Pius X, Apostolische Exhortatie, Over de heiligheid van de priesters, Haerent animo - Ad Clerum (4 aug 1908), 16-17 Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Exhortatie, Aan geheel de geestelijkheid in vrede de na te streven heiligheid van het priesterlijk leven, Menti Nostrae (23 sept 1950), 8-9 Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Bij gelegenheid van de 100e sterfdag van de H. Pastoor van Ars, Sacerdotii Nostri primordia (1 aug 1959), 26-27 Zij moeten zijn Paasmysterie zó beleven, dat zij het hun toevertrouwde volk daarin weten in te wijden. Men moet hen leren, Christus te zoeken in een getrouwe overweging van het woord Gods, in de actieve deelname aan de heilige mysteries van de Kerk, allereerst in de Eucharistie en het goddelijke Officie; Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 65-69.136-142 Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Apostolische Exhortatie, Brevier bidden voor het welslagen van Vaticanum II, Sacrae Laudis (6 jan 1962), 12-16 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 16.17 Vgl. Concilium ter uitvoering van de Constitutie heilige liturgie, Instructie voor de uitvoering van de Constitutie over de heilige Liturgie, Inter Oecumenici (26 sept 1964), 14-17 in de bisschop, die hun de zending geeft, en in de mensen, tot wie zij gezonden worden, vooral in de armen, de kleinen, de zieken, de zondaars en de ongelovigen. De allerheiligste Maagd Maria, die door Christus Jezus op het kruis aan zijn leerling als Moeder is gegeven, zullen zij liefhebben en vereren met kinderlijk vertrouwen.
Men moet de oefeningen van godsvrucht, die door een eerbiedwaardige traditie van de Kerk worden aanbevolen, ten zeerste aanmoedigen, maar de godsdienstige vorming mag niet alleen maar bestaan in het verrichten van die oefeningen of in een religieus gevoel. De seminaristen moeten veeleer leren, te leven volgens het Evangelie, zich te versterken in het geloof, de hoop en de liefde teneinde zich door de beoefening daarvan de geest van gebed eigen te maken, H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Bij gelegenheid van de 100e sterfdag van de H. Pastoor van Ars, Sacerdotii Nostri primordia (1 aug 1959), 25 kracht en bescherming voor hun roeping op te doen, en ook de andere deugden tot ontwikkeling te brengen en te groeien in de ijver om alle mensen voor Christus te winnen.
De theologische vakken moeten in het licht van het geloof en onder de leiding van het kerkelijk leerambt Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over sommige valse meningen die de grondslagen van de Katholieke leer dreigen te ondermijnen, Humani Generis (12 aug 1950), 18-21 Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Over de drievoudige taak van de Bisschop, Si diligis (31 mei 1954), 6-7. (Eccl. Doc. 0188, blz. 123-125, nn. 6-7) Vgl. H. Paus Paulus VI, Toespraak, In de Gregoriana, Incensissimo desiderio (12 mrt 1964), 5-7. (Eccl. Doc. 0718, blz. 24-27, nn. 5-7) Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 25 zó worden gedoceerd, dat de seminaristen de katholieke leer nauwkeurig leren kennen uit de goddelijke openbaring, er diep in doordringen, er hun eigen geestelijk leven mee voeden Vgl. H. Bonaventura, De weg van de geest naar God, Itinerarium Mentis in Deum. Prol., n. 4: “Laat niemand menen, dat hij kan volstaan met lezen zonder het hart, met beschouwen zonder godsvrucht, met vorsen zonder bewondering, met nauwgezetheid zonder vreugde, met toeleg zonder vroomheid, met kennis zonder liefde, met inzicht zonder nederigheid, met studie zonder Gods genade, met bespiegeling zonder door God geschonken wijsheid” (S. Bonaventura, Opera Omnia V, Quaracchi 1891, p. 296). en ze kunnen verkondigen, uiteenzetten en verdedigen in hun priesterlijk ministerie.
Met speciale zorg dienen de seminaristen gevormd te worden in de studie van de heilige Schrift, die als het ware de ziel moet zijn van heel de theologie. Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de studie van de Heilige Schrift, Providentissimus Deus (18 nov 1893), 46 Na een behoorlijke introductie moeten zij zorgvuldig worden ingewijd in de methode van de exegese; zij moeten de grote thema’s van de goddelijke Openbaring leren zien en uit de dagelijkse lezing en overweging van de heilige boeken een stimulans en een voedsel putten. Vgl. Pauselijke Bijbelcommissie, Over het onderwijs in de H. Schrift op de Seminaries, De Scriptura sacra recte docenda (13 mei 1950). A.A.S. 42 (1950) 502.
Bij het onderricht in de dogmatische theologie gaat men aldus te werk: Eerst geve men de Bijbelse thema’s; dan de inbreng van de Kerkvaders van het Oosten en het Westen voor de getrouwe overlevering en verklaring van elk der geopenbaarde waarheden; vervolgens late men de studenten de verdere geschiedenis van het dogma zien, waarbij men ook haar verband met de algemene kerkgeschiedenis moet laten uitkomen. Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over sommige valse meningen die de grondslagen van de Katholieke leer dreigen te ondermijnen, Humani Generis (12 aug 1950), 21. “...de gewijde wetenschappen blijven altijd jong door de studie van deze heilige bron. Daarentegen wordt de speculatieve beschouwing, die een diepere studie van de geloofsschat verwaarloost, onvruchtbaar, zoals uit de ondervinding blijkt” Verder moeten de seminaristen, teneinde zo volledig mogelijk de heilsmysteries te kunnen verduidelijken, daarin dieper leren doordringen en hun onderling verband leren begrijpen door middel van de speculatieve theologie en wel onder leiding van Sint-Thomas. Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Tot de Romeinse seminaristen, Sollemnis conventus (24 juni 1939), 8. A.A.S. 31 (1939) 247: “Door het aanbevelen van de leer van Sint-Thomas wordt de wedijver bij het zoeken en verbreiden van de waarheid... niet weggenomen, maar veeleer aangemoedigd en in veilige banen geleid” (Eccl. Doc. 0120, blz. 60, n. 8) Vgl. H. Paus Paulus VI, Toespraak, In de Gregoriana, Incensissimo desiderio (12 mrt 1964), 7. “(de professoren) ...moeten met alle eerbied te rade gaan bij de leraars van de Kerk, onder wie de heilige Thomas van Aquino een zeer voorname plaats inneemt; want S. Thomas is een man met zoveel genialiteit, met zulk een oprechte liefde voor de waarheid, en met zulk een wijsheid bij het bestuderen, verklaren en tot synthese brengen van de hoogste waarheden, dat zijn theologie een doeltreffend hulpmiddel is niet alleen voor het veilig stellen van de grondslagen van het geloof, maar ook om te komen tot gelukkige en veilige resultaten van een gezonde ontwikkeling” (Eccl. Doc. 0718, blz. 27, n. 7) Vgl. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de deelnemers aan het 6e Internationaal Congres over de leer van Sint-Thomas van Aquino, georganiseerd door de Pauselijke Academie van Sint-Thomas van Aquino (10 sept 1965) Men moet hun duidelijk maken, hoe al deze mysteries altijd aanwezig en altijd werkzaam zijn in de liturgische handelingen Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 7.16 en in heel het leven van de Kerk. Tenslotte zullen zij leren, de oplossing van de menselijke problemen te zoeken in het licht van de Openbaring, de eeuwige waarheden toe te passen op de steeds veranderende situatie van de mensheid en ze door te geven in een vorm, die aangepast is aan de moderne mens. Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de Kerk, Ecclesiam Suam (6 aug 1964), 70-71 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965)
De andere theologische vakken moeten eveneens vernieuwd worden vanuit een levendiger contact met het Christusmysterie en met de heilsgeschiedenis. Bijzondere zorg zal besteed worden aan een grotere perfectie van de moraaltheologie. De wetenschappelijke uiteenzetting van het moraal moet meer gevoed worden door de leer van de heilige Schrift en moet goed doen uitkomen de verheven roeping van de gelovigen in Christus en hun plicht om in liefde vrucht voort te brengen voor het leven van de wereld. Insgelijks zal men bij het onderricht in het kerkelijk recht en in de kerkgeschiedenis het mysterie van de Kerk voor ogen houden volgens de Dogmatische Constitutie over de Kerk 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964), die door dit heilig Concilie is afgekondigd. De heilige Liturgie, die beschouwd moet worden als de eerste en noodzakelijke bron van de echt christelijke geest, moet men doceren in de zin van artikel 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963) en 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963) van de Constitutie over de heilige Liturgie. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 10.14-16 Concilium ter uitvoering van de Constitutie heilige liturgie, Instructie voor de uitvoering van de Constitutie over de heilige Liturgie, Inter Oecumenici (26 sept 1964), 11-12
Op verstandige wijze rekening houdend met de verschillende plaatselijke omstandigheden zal men de seminaristen een betere kennis bijbrengen omtrent de Kerken en kerkelijke gemeenschappen, die gescheiden zijn van de Apostolische Stoel van Rome, opdat zij kunnen bijdragen tot het herstel van de eenheid onder alle christenen, overeenkomstig de voorschriften van het huidige Concilie. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 1.9-10
Zij moeten ook worden ingeleid in de kennis van de andere godsdiensten, die in de verschillende streken het meest verbreid zijn, om beter te kunnen onderscheiden wat deze door Gods Voorzienigheid aan goeds en waars bezitten, om de dwalingen te kunnen weerleggen en het volle licht der waarheid te kunnen meedelen aan hen, die het niet bezitten.
De pastorale zorg, waarvan heel de opleiding van de seminaristen doortrokken moet zijn Het volmaakte beeld van de zielzorger vindt men getekend in de nieuwere pauselijke documenten, die nadrukkelijk handelen over het leven, de eigenschappen en de opleiding van de priesters, vooral in de volgende documenten Vgl. H. Paus Pius X, Apostolische Exhortatie, Over de heiligheid van de priesters, Haerent animo - Ad Clerum (4 aug 1908) Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over het Katholieke priesterschap, Ad Catholici Sacerdotii fastigium (20 dec 1935) Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Bij gelegenheid van de 100e sterfdag van de H. Pastoor van Ars, Sacerdotii Nostri primordia (1 aug 1959) Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Bij het 4e eeuwfeest van de oprichting van seminaries door het Concilie van Trente, Summi Dei Verbum (4 nov 1963) Verschillende gegevens omtrent de pastorale vorming vindt men ook in de encyclieken: (zie volgende noten) Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus, Mystici Corporis Christi (29 juni 1943) Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947) Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de bevordering van de Christelijke missie, Evangelii Praecones (2 juni 1951) Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over gelofte van de maagdelijkheid, Sacra virginitas (25 mrt 1954) Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de gewijde muziek, Musicae sacrae disciplina (25 dec 1955) Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, De Opperherder - over de missionerende taak van de Kerk bij de 40e verjaardag van de Apostolische Brief Maximum Illud van Paus Benedictus XV, Princeps Pastorum (28 nov 1959) Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Over het religieuze leven, Sedes Sapientiae (31 mei 1956) Pius XII, Johannes XXIII en Paulus VI hebben ook in hun toespraken tot seminaristen en priesters herhaaldelijk het beeld van de echte zielzorger getekend., vraagt ook een degelijk onderricht in hetgeen meer onmiddellijk betrekking heeft op het heilig ministerie, vooral in de catechese en de prediking, in de liturgische eredienst en de toediening van de sacramenten, in de werken van caritas, in het opvangen van hen, die dwalen en geen geloof hebben, en in andere pastorale werkzaamheden. Men lere hen, hoe zij geestelijke leiding moeten geven, zodat zij in staat zijn alle kinderen van de Kerk te vormen vooral tot een bewust en apostolisch christelijk leven en tot het vervullen van de plichten van hun staat. Met niet minder zorg moet men hen inwijden in de leiding van mannelijke en vrouwelijke religieuzen, om deze te kunnen steunen bij het volharden in hun roeping en bij hun geestelijke vooruitgang overeenkomstig de aard van de verschillende instituten. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 43-47. voor de betekenis van de staat, waarin men zich verplicht tot evangelische raden Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de vernieuwing en aanpassing van het religieuze leven, Perfectae Caritatis (28 okt 1965)
In het algemeen moet men in de seminaristen de kwaliteiten tot ontwikkeling brengen, die hen volop geschikt maken voor de dialoog met anderen, zoals de kunst om te luisteren en om in een geest van liefde open te staan voor wat er omgaat in de menselijke samenleving. Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de Kerk, Ecclesiam Suam (6 aug 1964), 58.67. vv