
Paus Franciscus - 7 november 2017
Het is overbodig om te zeggen dat in het aanschijn van kritische situaties en in een klinische praktijk het soms moeilijk is om de factoren die in het geding zijn, te evalueren. Om te bepalen of een klinisch aangepaste medische interventie werkelijk proportioneel is, is de mechanische toepassing van een algemene regel niet voldoende. Een zorgvuldige onderscheiding van het morele doel is nodig, evenals van de omstandigheden van de behandeling en de intenties van diegenen die erbij betrokken zijn. Bij het zorgen voor en het begeleiden van een welbepaalde patiënt moeten de persoonlijke en relationele elementen in zijn of haar leven en sterven - dat tenslotte het laatste moment in het leven is – in overweging worden genomen die het best passen bij de menselijke waardigheid. In dit proces komt de eerste rol toe aan de patiënt. De Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) maakt dit duidelijk: “De beslissingen moeten genomen worden door de patiënt, als hij daartoe de bevoegdheid en het vermogen heeft”. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2278 De patiënt in de eerste plaats heeft het recht, vanzelfsprekend in dialoog met medische professionals, om een voorgestelde therapie te evalueren en diens actuele proportionaliteit te beoordelen in zijn of haar geval, en ze noodzakelijkerwijs te weigeren indien wordt geoordeeld dat de proportionaliteit ontbreekt. Die evaluatie is niet gemakkelijk te maken in de huidige medische context, waarin de relatie arts-patiënt enorm is gefragmenteerd en medische zorg een groot aantal technologische en organisatorische aspecten bevat.