
Paus Franciscus - 19 november 2017
Wij hebben de vreugde het brood van het Woord te breken en weldra het Eucharistische Brood te breken en te ontvangen, voedsel op de levensweg. Wij hebben het allemaal nodig, niemand is daarvan uitgesloten, omdat wij allemaal bedelaars zijn van het wezenlijke, de liefde van God, die de zin is van het leven en die leven geeft zonder einde. Dus ook vandaag steken wij de hand naar Hem uit om Zijn gaven te krijgen.
De parabel uit het Evangelie spreekt juist over gaven. Zij zegt ons dat wij de bestemmelingen zijn van Gods talenten, “ieder naar zijn bekwaamheid” (Mt. 25, 15). Erkennen wij eerst en vooral dit: wij hebben talenten, wij zijn in Gods ogen “talentvol”. Bijgevolg mag niemand denken nutteloos te zijn, niemand mag zeggen zo arm te zijn dat hij niets aan de anderen kan geven. Wij zijn gekozen en gezegend door God, die ons met Zijn gaven blij wil maken, meer dan een papa en mama tegenover hun kinderen. En God, in wiens ogen geen enkel kind kan uitgesloten worden, vertrouwt iedereen een opdracht toe.
Inderdaad, als de liefhebbende en veeleisende Vader die Hij is, leert Hij ons verantwoordelijkheid te dragen. Wij zien dat de talenten die in de parabel moeten vermenigvuldigd worden, aan elke dienaar gegeven worden. Maar waar de eerste twee hun opdracht vervullen, laat de derde de talenten niets opbrengen; hij geeft gewoon terug wat hij gekregen had: “ik was bang en ben uw talent in de grond gaan verbergen. Hier hebt ge uw eigendom terug”, zegt hij (Mt. 25, 25). Deze dienaar krijgt daarop harde woorden te horen: “slechte en luie knecht” (Mt. 25, 26). Wat was er in hem dat de Heer niet behaagde? In één woord, misschien een beetje in onbruik geraakt maar heel actueel, zou ik zeggen: verzuim. Zijn kwaad bestond erin het goede niet te doen. Ook wij hebben dikwijls de indruk geen kwaad gedaan te hebben, en dat stelt ons gerust, dat geeft ons de indruk goed en rechtvaardig te zijn. Doch dan riskeren wij ons te gedragen zoals de slechte dienaar: ook hij heeft geen kwaad gedaan, hij heeft zijn talent niet beschadigd, integendeel, hij heeft het goed onder de grond bewaard. Maar geen kwaad doen, is niet genoeg. Omdat God geen controleur van reisbiljetten is, maar een Vader die op zoek is naar kinderen aan wie Hij zijn bezit en plannen kan toevertrouwen. Vgl. Mt. 25, 14 En het is droevig wanneer de Vader van de liefde geen edelmoedig antwoord van liefde krijgt vanwege Zijn kinderen die zich ertoe beperken de regels te respecteren, de geboden te onderhouden, zoals dagloners in het huis van de Vader. Vgl. Lc 15, 17
De slechte dienaar stelde zich ermee tevreden het talent te bewaren, hij heeft het jaloers behouden, alhoewel de Heer Zijn gaven graag deelt en vermenigvuldigt. Maar wie alleen begaan is met bewaren, de schatten van het verleden te behouden, is niet trouw aan God. Integendeel, zegt de parabel, wie er nieuwe talenten aan toevoegt, is werkelijk “trouw” (Mt. 25, 21.23), want hij heeft dezelfde gezindheid als God en blijft niet onbewogen: hij riskeert zich uit liefde, hij zet zijn leven op het spel voor de anderen, hij aanvaardt het niet alles bij het oude te laten. Hij verzuimt slechts één ding: wat nuttig is voor hemzelf. Dat is het enige goede verzuim.