Paus Franciscus - 28 oktober 2017
HET EUROPA VAN DE TOEKOMST (EN WAT JE ERVOOR NODIG HEBT) Tot de conferentie "(Re)Thinking Europe", georganiseerd door de Comece |
|||
► | Persoon en gemeenschap |
Bij de zonsondergang van de oude beschaving, toen de heerlijkheden van Rome tot ruïnes vervielen, die we tot op vandaag in de stad kunnen bewonderen; terwijl nieuwe volkeren druk uitoefenden op de grenzen van het oude Keizerrijk, liet een jongeman de stem van de psalmist weerklinken: Zou niet elk mens het leven begeren, duurzaam willen zien op zijn vreugden? H. Benedictus van Nursia, Regel voor monniken, Regula monasticorum. Proloog, 14 Vgl. Ps. 34, 13
Door deze vraag in de Proloog van zijn H. Benedictus van Nursia
Regula monasticorum
Regel voor monniken () te stellen, trok de heilige Benedictus de aandacht van zijn tijdgenoten en ook de onze, op een mensbeeld dat grondig verschilt van datgene wat kenmerkend was voor de klassieke Grieks-Romeinse oudheid en nog meer verschilde van het gewelddadige dat de vreemde invallers had gekenmerkt. De mens is niet langer de civis, een burger met voorrechten waarvan hij luierend kon genieten; hij is niet langer een miles, de strijdbare dienaar van de heersende macht; en vooral hij is niet langer een servus, ruilmiddel zonder vrijheid enkel bestemd tot werken en vermoeidheid.
De heilige Benedictus heeft het niet over de sociale toestand, niet over de rijkdom, niet over de macht die men heeft. Hij verwijst naar de gemeenschappelijke natuur van elk menselijk wezen, die, wat ook zijn situatie is, zeker naar leven verlangt en gelukkige dagen wenst. Voor Benedictus zijn er geen rollen, maar personen. Geen bijvoeglijke naamwoorden, maar zelfstandige naamwoorden. Dit is een van de fundamentele waarden die het christendom gebracht heeft: de zin voor de persoon, geschapen naar het beeld van God. Vanuit deze benadering werden de kloosters gesticht die mettertijd de bakermat werden van de menselijke, culturele en ook economische herleving van het werelddeel.
De eerste en misschien wel de grootste bijdrage die de Christenen kunnen leveren aan het Europa van vandaag is het eraan te herinneren dat het geen verzameling getallen of instellingen is, maar dat het bestaat uit personen. Spijtig genoeg moet men vaststellen dat gelijk welke gedachtewisseling gemakkelijk herleid wordt tot een discussie over cijfers. Het gaat niet over burgers, maar over stemmen. Het gaat niet over migranten, maar over quota. Het gaat niet over arbeiders, maar over economische tendensen. Het gaat niet over armen, maar over niveaus van armoede. Het concrete van de menselijke persoon wordt zo herleid tot een abstract beginsel dat makkelijker en geruststellender is. Men begrijpt de reden hiervan: personen hebben een gelaat, verplichten ons tot echte verantwoordelijkheid, daadwerkelijk, 'persoonlijk' cijfers leiden ons tot overwegingen, nuttig en belangrijk, maar altijd zonder ziel. Ze bieden ons een alibi voor afstandelijkheid want ze raken ons nooit echt.
Erkennen dat de ander vooreerst een persoon is, betekent waarde hechten aan wat mij met hem verbindt. Persoon zijn bindt ons aan de anderen, maakt ons tot gemeenschap. Met andere woorden: de tweede bijdrage van de christenen aan de toekomst van Europa is het herontdekken van het behoren tot een gemeenschap. Niet toevallig kozen de vaders-stichters van het Europees project dit woord om het nieuwe politieke subject aan te duiden dat men wilde opbouwen. Gemeenschap is het beste tegengif tegen het individualisme dat onze tijd kenmerkt en tegen de vandaag in het Westen verspreide neiging om zichzelf te verstaan als levend in eenzaamheid. Men misverstaat het begrip vrijheid door het uit te leggen als de plicht om alleen te zijn, los van elke band. Het gevolg is dat men een ontwortelde maatschappij heeft opgebouwd, los van het behoren tot en zonder erfenis. Voor mij is dat erg.
Het gezin, als eerste gemeenschap, blijft de meest fundamentele plaats voor dergelijke ontdekking. In het gezin wordt de verscheidenheid opgehemeld en tegelijk gekaderd in de eenheid. Het gezin is de harmonische eenheid van de verschillen tussen man en vrouw, die des te waar en diep is in de mate dat ze vruchtbaar is, bekwaam om open te staan voor het leven en voor de anderen. Op gelijkaardige wijze kan een burgerlijke gemeenschap leven gevend en open zijn, als ze de verscheidenheid en de talenten van ieder weet te vatten en tegelijk nieuw leven weet voort te brengen en ook ontwikkeling, werk, vernieuwing en cultuur.
Persoon en gemeenschap zijn dus de fundamenten van het Europa dat wij als christenen nastreven en waaraan we bij de opbouw kunnen bijdragen. De stenen van dit gebouw noemen we: dialoog, inclusie, solidariteit, ontwikkeling en vrede.