
13 januari 1547
Als iemand zegt:
de rechtvaardigen moeten, voor hun goede werken, die in God gedaan zijn Vgl. Joh. 3, 21 geen eeuwige vergelding, van God, door zijn barmhartigheid en verdienste van Jezus Christus, verwachten en hopen, als zij, door goed te doen, en het onderhouden van de goddelijke geboden, tot aan het einde hebben volhard, Vgl. Mt. 10, 22 Vgl. Mt. 24, 13
hij zij verdoemd.