13 januari 1547
Als iemand zegt:
door het geloof alleen wordt de goddeloze gerechtvaardigd, zó, dat hij daaronder verstaat dat er niets anders nodig is om mee te werken om tot de genade van rechtvaardiging te komen en het helemaal niet nodig is dat hij door zijn eigen wilsbeweging zich voorbereid en toerust,
hij zij verdoemd. Vgl. Paus Leo X, Bul, Over de dwalingen van Martin Luther, Exsurge Domine (15 juni 1520), 15.10
Daarom moet niemand zich vleien in geloof alleen Canon 9 Canones 19 en 20, menend dat hij op grond van het geloof alleen als erfgenaam is ingesteld en het erfdeel heeft ontvangen, zelfs niet met Christus lijdt, om ook verheerlijkt te worden Vgl. Rom. 8, 17 . Want ook Christus zelf (zoals de apostel zegt) "ofschoon hij Gods Zoon is, leert, uit hetgeen Hij lijdt, gehoorzaamheid, en tot voltooiing gebracht , is Hij voor allen die Hem gehoorzamen, de oorzaak geworden van eeuwig heil." (Heb. 5, 8, v).
Wegens dit vermaant de apostel de gerechtvaardigden met de woorden: "Weten jullie niet, dat die, welke op de renbaan lopen, allemaal lopen, maar één behaalt de prijs, loop zó, dat U die grijpt. Ik derhalve loop zó, niet in het ongewisse; ik strijd zó, niet slaand in het luchtledige, maar ik kastijd mijn lichaam en houd mij onder tucht, opdat ik niet, terwijl ik anders zou prediken, zelf verworpen zal worden." (1 Kor. 9, 24-27)
Evenzeer de vorst van de apostelen, Petrus: "Spant U in, om door goede werken, uw roeping zeker te stellen; wanneer U dit doet, zult U nooit zondigen." (2 Pt. 1, 10)