Paus Franciscus - 11 oktober 2017
“De Kerk vereeuwigt in haar leer, leven en eredienst alles, wat zij is, en alles wat zij gelooft, en zij geeft dit door aan alle geslachten.” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 8 De Concilievaders konden geen méér gelukkige beknopte uitdrukking vinden om uitdrukking te geven aan de natuur en de zending van de Kerk. Niet enkel in de “leer” maar ook in het “leven” en in de “eredienst” wordt aan de gelovigen het vermogen gegeven Volk van God te zijn. Door middel van een reeks werkwoorden drukt de dogmatische constitutie over de goddelijke Openbaring dit dynamisch proces uit: “Deze Overlevering ontwikkelt zich [...] groeit [...] streeft voortdurend naar de volheid van de goddelijke waarheid, totdat Gods woorden in haar hun vervulling bereiken.” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 8
De Overleving is een levende werkelijkheid en enkel een gedeeltelijke visie kan aan de “geloofsschat” denken als iets statisch. Het Woord van God kan niet bewaard worden in naftaleen alsof het zou gaan om een oud kleed dat zou moeten beschermen tegen parasieten. Neen. Het Woord van God is een dynamische werkelijkheid, altijd levend, dat zich ontwikkelt en groeit omdat het gericht is op een vervulling die de mensen niet kunnen tegenhouden. Deze wet van de ontwikkeling, volgens de gelukkige formulering van de Heilige Vincentius van Lérins, “met de jaren verstevigd, met de tijd uitgebreid, met de ouderdom verfijnd” H. Vincentius de Lérins, Commonitorium primum. 23.9: PL 50; "annis consolidetur, dilatetur tempore, sublimetur aetate" behoort tot de bijzondere conditie van de geopenbaarde waarheid zoals deze overgedragen wordt door de Kerk en betekent helemaal niet een verandering in de leer.