Paus Franciscus - 11 oktober 2017
Heren Kardinalen, dierbare broeders in het Bisschops- en Priesterambt,
Heren Ambassadeurs,
Geëerde Professoren, broeders en zusters,
Ik groet jullie van harte en dank Mons. Fisichella voor de vriendelijke woorden tot mij gericht.
De vijfentwintigste verjaardag van de Apostolische Constitutie H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Constitutie
Fidei Depositum
Publicatie Katechismus van de Katholieke Kerk
(11 oktober 1992), waarmee de Heilige Johannes Paulus II de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) heeft gepromulgeerd, dertig jaar na de opening van Vaticanum II, is een betekenisvolle gelegenheid om de intussen afgelegde weg te onderzoeken. De Heilige Johannes XXIII had het Concilie verlangd en gewild niet in eerste instantie om dwalingen te veroordelen maar vooral om toe te laten dat de Kerk eindelijk zou komen tot het voorstellen van de schoonheid van haar geloof in Jezus Christus in een vernieuwde taal. “Het is noodzakelijk”, zo bevestigde de Paus in zijn openingstoespraak, “dat de Kerk haar ogen nooit afwendt van de schat der waarheid, die haar door de vaders is overgeleverd; tevens echter moet zij ook met deze tijd rekening houden, die gewijzigde situaties en nieuwe levensnormen hebben doen ingang vinden en die nieuwe wegen hebben geopend voor het katholiek apostolaat.” H. Paus Johannes XXIII, Toespraak, Openingstoespraak Tweede Vaticaans Concilie, Gaudet Mater Ecclesia (11 okt 1962), 24 “Wij hebben echter niet alleen de plicht”, zo ging de Paus verder, “deze kostbare schat te bewaren, alsof wij ons alleen met het verleden bezighouden, maar wij moeten ons thans moedig en zonder vrees aan het werk zetten, dat door onze tijd wordt vereist, door verder te gaan op de weg, die de Kerk bijna twintig eeuwen gegaan is.” H. Paus Johannes XXIII, Toespraak, Openingstoespraak Tweede Vaticaans Concilie, Gaudet Mater Ecclesia (11 okt 1962), 28
“Bewaren” en “verder gaan” is wat toekomt aan de Kerk krachtens haar natuur zelf opdat de waarheid die door Jezus is gegeven bij de aankondiging van het Evangelie haar volheid zou kunnen bereiken tot aan het einde der tijden. Dit is de genade die gegeven is aan de Volk van God maar het is eveneens een taak en een zending waar wij verantwoordelijkheid voor dragen: op een nieuwe en méér volledige wijze het Evangelie van alle tijden verkondigen aan onze tijdgenoten. Met de vreugde die afkomstig is van de christelijke hoop en gewapend met “het medicijn van de barmhartigheid” H. Paus Johannes XXIII, Toespraak, Openingstoespraak Tweede Vaticaans Concilie, Gaudet Mater Ecclesia (11 okt 1962), 32 bejegenen wij daarom de mannen en vrouwen van onze tijd om hen toe te staan de onuitputtelijke rijkdom die besloten ligt in de persoon van Jezus Christus te ontdekken.
Zoals we weten is God kennen niet allereerst een theoretische oefening van het menselijk verstand maar een onuitblusbaar verlangen dat ingedrukt is in elke persoon. Het is de kennis die voortkomt uit de liefde omdat men de Zoon van God heeft ontmoet op onze weg. Vgl. Paus Franciscus, Encycliek, Licht van het geloof, Lumen Fidei (29 juni 2013), 28 Jezus van Nazareth wandelt met ons om ons met Zijn woord en Zijn tekenen in te leiden in het diepe mysterie van de liefde van de Vader. Deze kennis maakt sterk, dag na dag, vanuit de geloofszekerheid zich bemint te weten en hierdoor ingevoegd te weten in een plan vol van betekenis. Wie bemint, wil méér en méér de beminde persoon kennen om de rijkdom die in deze persoon verborgen ligt en die elke dag naar boven komt als een altijd nieuwe werkelijkheid, te ontdekken.
Daarom stelt onze Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) zich voor in het licht van de liefde als een ervaring van kennis, vertrouwen en zich toeverlaten aan het mysterie. De Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997), bij het afbakenen van de structurele elementen van haar eigen opbouw, herneemt een tekst van de Romeinse Catechismus; het maakt deze tekst zich eigen en stelt deze voor als lees- en toepassingssleutel: “De hele doelstelling van de leer en van het onderricht moet geplaatst worden binnen de liefde die nooit vergaat. Er moet natuurlijk een goede uitleg zijn van wat men moet geloven, hopen en doen; maar bovenal moet men altijd de liefde van Onze Heer laten doorstralen, opdat iedereen begrijpt dat elke werkelijk christelijke, deugdzame handeling geen andere oorsprong heeft dan de Liefde en geen ander doel bezit dan de Liefde. Catechismus-Compendium, Catechismus van het Concilie van Trente, Catechismus Romanus Concilii Tridentini. Voorwoord 10” Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 25
In deze gedachtehorizon zou ik graag melding willen maken van een thema dat in de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) een méér adequate plaats zou moeten krijgen, een plaats die méér coherent is met de zonet vermelde doelstellingen. Ik denk eigenlijk aan de doodsstraf. Deze problematiek kan niet herleid worden tot het enkel herinneren aan het onderricht uit het verleden zonder dat men naar boven laat komen niet enkel de vooruitgang in de leer vanwege de laatste Pausen maar ook het gewijzigde bewustzijn vanwege het christelijk volk dat weigert een toestemmende houding aan te nemen met betrekking tot een straf die de menselijke waardigheid ernstig schaadt. Men moet met klem bevestigen dat de veroordeling tot de doodstraf een onmenselijke maatregel is die, op welke wijze dan ook zij wordt uitgevoerd, de persoonlijke waardigheid naar beneden haalt. Zij is in zichzelf in tegenspraak met het Evangelie omdat er vrijwillig besloten wordt een menselijk leven te beëindigen, een leven dat altijd heilig is in de ogen van de Schepper en waarvan enkel God uiteindelijk de ware rechter en garant is. Nooit verliest een mens, “zelfs niet de zelfmoordenaar, zijn persoonlijke waardigheid” Paus Franciscus, Brief, Aan Frederico Mayor, president van de Internationale Commissie tegen de Doodstraf, Het is geen gerechtigheid iemand de doodstraf te geven (20 mrt 2015), want God is een Vader die altijd de terugkeer van de zoon verwacht, de zoon, die beseft dat hij zich vergist heeft, vergeving vraagt en een nieuw leven begint. Van niemand kan dus weggenomen worden niet enkel het leven maar de mogelijkheid zelf van een morele en existentiële ommekeer welke ten gunste van de gemeenschap uitdraait.
Hier staan wij niet voor een tegenspraak met het onderricht van het verleden omdat de verdediging van de waardigheid van het menselijk leven vanaf het eerste ogenblik van de bevruchting tot aan de natuurlijke dood altijd in het onderricht van de Kerk een coherente en gezagvolle stem gevonden heeft. De harmonische ontwikkeling van de leer, echter, vraagt posities ter verdediging van argumenten, die nu op beslissende wijze lijken in tegenspraak te zijn met het nieuw inzicht in de christelijke waarheid, achter te laten. Inderdaad, zoals de Heilige Vincentius van Lérins reeds zei: “Misschien zegt iemand: ‘Er zal dus in de Kerk van Christus nooit enige vooruitgang van de religie zijn’? Er zal zeker vooruitgang zijn en een enorme! Wie zou jegens de mensen zo misgunstig zijn en jegens God zo vol van haat dat hij dit probeerde te verhinderen?” H. Vincentius de Lérins, Commonitorium primum. 23.1: PL 50 Het is daarom noodzakelijk te herhalen dat, hoe groot ook de begane misdaad, de doodstraf ontoelaatbaar is omdat het een aanval is op de onschendbaarheid en de waardigheid van de persoon.
“De Kerk vereeuwigt in haar leer, leven en eredienst alles, wat zij is, en alles wat zij gelooft, en zij geeft dit door aan alle geslachten.” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 8 De Concilievaders konden geen méér gelukkige beknopte uitdrukking vinden om uitdrukking te geven aan de natuur en de zending van de Kerk. Niet enkel in de “leer” maar ook in het “leven” en in de “eredienst” wordt aan de gelovigen het vermogen gegeven Volk van God te zijn. Door middel van een reeks werkwoorden drukt de dogmatische constitutie over de goddelijke Openbaring dit dynamisch proces uit: “Deze Overlevering ontwikkelt zich [...] groeit [...] streeft voortdurend naar de volheid van de goddelijke waarheid, totdat Gods woorden in haar hun vervulling bereiken.” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 8
De Overleving is een levende werkelijkheid en enkel een gedeeltelijke visie kan aan de “geloofsschat” denken als iets statisch. Het Woord van God kan niet bewaard worden in naftaleen alsof het zou gaan om een oud kleed dat zou moeten beschermen tegen parasieten. Neen. Het Woord van God is een dynamische werkelijkheid, altijd levend, dat zich ontwikkelt en groeit omdat het gericht is op een vervulling die de mensen niet kunnen tegenhouden. Deze wet van de ontwikkeling, volgens de gelukkige formulering van de Heilige Vincentius van Lérins, “met de jaren verstevigd, met de tijd uitgebreid, met de ouderdom verfijnd” H. Vincentius de Lérins, Commonitorium primum. 23.9: PL 50; "annis consolidetur, dilatetur tempore, sublimetur aetate" behoort tot de bijzondere conditie van de geopenbaarde waarheid zoals deze overgedragen wordt door de Kerk en betekent helemaal niet een verandering in de leer.