Paus Franciscus - 6 oktober 2017
Eminenties,
Mijnheer de Senaatsvoorzitter, Mevrouw de Minister,
Excellenties, Rector Magnificus,
Mijne Heren Ambassadeurs, geachte Autoriteiten, Professoren, Dames en Heren, ik dank de Rector van de Gregoriana Universiteit, pater Nuno da Silva Gonçalves en het meisje dat de jongeren vertegenwoordigt voor hun beminnelijke en interessante inleiding op onze ontmoeting. Ik dank u allen voor uw aanwezigheid vanmorgen, omdat u mij de resultaten van uw werkzaamheden heeft meegedeeld en vooral omdat u de bezorgdheid en het engagement deelt om voor de minderjarigen overal ter wereld, samen het hoofd te bieden aan een nieuw en zeer ernstig probleem dat onze tijd kenmerkt. Een probleem dat nog niet op een collegiale manier onderzocht en besproken werd met de medewerking van talrijke bevoegde instanties en personen met diverse verantwoordelijkheden, zoals u dat hier deze dagen heeft willen doen: het probleem van een efficiënte bescherming van de waardigheid van minderjarigen in de digitale wereld.
De erkenning en verdediging van de waardigheid van de mens is het principe en fundament van iedere sociale en rechtvaardige politieke orde en de Kerk heeft de Verenigde Naties
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (10 december 1948) (1948) als een “ware mijlpaal op de weg van morele vooruitgang van de mensheid” erkend. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de 34e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties - New York, De waardigheid van de menselijke persoon als grondslag voor rechtvaardigheid en vrede (2 okt 1979), 7 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, De mensheid heeft moed nodig voor de toekomst, Voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de wereldorganisatie (5 okt 1995) In dezelfde lijn en het diepe besef dat kinderen tot de eersten behoren die aandacht en bescherming moeten krijgen, heeft de Heilige Stoel de Verenigde Naties
Verklaring van de rechten van het kind (20 november 1959) (1959) gunstig onthaald en zich aangesloten bij de daarmee overeenstemmende Conventie (1990), evenals bij de twee facultatieve Protocollen (2001). De waardigheid en de rechten van het kind moeten door het juridisch bewind namelijk beschermd worden als een uiterst kostbaar bezit voor heel de mensenfamilie. Vgl. Pauselijke Raad "Justitia et Pax", Compendium van de Sociale Leer van de Kerk (26 okt 2004), 244-245
Op die principes zijn wij het dus ten volle en beslist eens en op grond daarvan moeten wij tevens werken aan een gemeenschappelijk akkoord. Wij moeten het vastberaden doen en met vaste overtuiging, met een tedere blik op alle kinderen die elke dag en onder elke hemel geboren worden, die vooral nood hebben aan respect, maar ook aan aandacht en genegenheid zodat zij kunnen opgroeien binnen de wonderlijke rijkdom van hun mogelijkheden.
De Schrift spreekt ons over de mens, door God naar Zijn beeld geschapen. Zou een sterkere uitspraak mogelijk zijn aangaande zijn waardigheid? Het Evangelie spreekt ons over Jezus’ genegenheid en openheid voor kinderen, die Hij omarmt en zegent Vgl. Mc. 10, 16 , want “aan hen die zijn zoals zij, behoort het Rijk der hemelen” (Mt. 19, 14). En de hardste woorden van Jezus zijn juist voor hen die kinderen ergernis geven; “het zou beter voor hem zijn als men hem een molensteen om de hals hing en hem liet verdrinken in het diepste van de zee” (Mt. 18, 6). Wij moeten ons dus met voorliefde wijden aan de bescherming van de waardigheid van minderjarigen maar ook met grote vastberadenheid, in tegenstelling tot al die krachten van deze wegwerpcultuur die zich vandaag op vele manieren manifesteert vooral ten nadele van de zwaksten en meest kwetsbaren, wat minderjarigen juist zijn.
Wij leven in een nieuwe wereld die wij ons zelfs niet hadden kunnen inbeelden toen wij nog jong waren. Wij benoemen haar met twee eenvoudige woorden – “digitale wereld – digital world” – maar zij is het resultaat van een buitengewoon engagement van wetenschap en techniek die in enkele decennia tijd, ons levens-milieu en onze manier van communiceren en leven getransformeerd heeft, en zelfs bezig is onze manier van denken en zijn enigszins te transformeren, zodat zij een diepgaande invloed uitoefent op de manier waarop wij onze mogelijkheden en identiteit waarnemen.
Enerzijds zijn wij als het ware verwonderd en gefascineerd door de zeer mooie mogelijkheden die voor ons opengaan; anderzijds wekt dat in ons vrees en misschien angst, wanneer wij de snelheid van deze ontwikkeling zien, evenals de nieuwe en onvoorziene problemen die zich voor ons aandienen en de negatieve gevolgen – bijna nooit gewild en niettemin reëel – die ze meebrengt. Wij vragen ons terecht af of wij bekwaam zijn de ontwikkelingen te leiden die wij zelf op gang brachten, of zij ons niet ontsnappen, of wij voldoende doen om ze onder controle te houden. Dat is de grote existentiële vraag van de mensheid vandaag tegenover verschillende aspecten van deze wereldcrisis die tegelijk een milieucrisis is, een sociale, economische, politieke, morele en spirituele crisis. U bent hier bijeen als vertegenwoordigers van verschillende wetenschappelijke disciplines, verschillende domeinen van operationeel engagement in digitale communicatie, wetgeving en politiek, juist omdat u zich bewust bent van de ernst van deze uitdagingen die verbonden zijn met de wetenschappelijke en technische vooruitgang. U heeft uw aandacht scherpzinnig op deze uitdaging gericht, die misschien de meest cruciale is voor de toekomst van de mensenfamilie: de bescherming van de waardigheid van jongeren, van hun gezonde groei, van hun vreugde en hoop.
Wij weten dat minderjarigen vandaag meer dan een vierde uitmaken van de drie miljard mensen die gebruik maken van het internet en dat wil zeggen dat meer dan 800 miljoen minderjarigen op het net surfen. Wij weten dat alleen reeds in India, in twee jaar tijd, meer dan 500 miljoen mensen toegang tot het internet zullen hebben en dat de helft daarvan minderjarigen zijn. Wat vinden zij op het net? En hoe worden zij bekeken door hen die op verschillende manier op het internet macht uitoefenen?
Wij moeten de ogen openen en een onaangename waarheid niet verbergen die we liever niet zien. Hebben wij de laatste jaren trouwens niet voldoende begrepen dat het verbergen van de realiteit van seksueel misbruik een zeer zware fout is en bron van veel kwaad? Laat ons dan naar de realiteit kijken, zoals u dat hier deze dagen heeft gedaan. Zeer ernstige fenomenen stromen het internet binnen: de verspreiding van pornografische beelden die steeds extremer worden omdat gewenning de drempel van stimulering verhoogt; het toenemend fenomeen van sexting onder jongens en meisjes die van de sociale netwerken gebruik maken; ongewenste intimiteiten die steeds meer op het net verschijnen en een ware morele en fysieke aanslag zijn op de waardigheid van andere jongeren; sextortion; het ronselen van minderjarigen voor seksuele doeleinden op het internet, wat een feit geworden is waarover de pers voortdurend spreekt; om tenslotte te komen bij de zwaarste en meest ontzettende misdaden van on line organisaties in mensenhandel, prostitutie, zelfs de bestelling van en rechtstreeks te bekijken verkrachting en geweld op minderjarigen die elders ter wereld gepleegd worden. Het net heeft dus zijn duistere kant en zones (dark net) waar het kwaad steeds nieuwe en meer efficiënte, alles overwoekerende en capillaire middelen vindt om op te treden en zich uit te breiden. De vroegere verspreiding van pornografie door de pers is een fenomeen van kleine omvang vergeleken met wat zich vandaag op een snel toenemende manier afspeelt door internet. U hebt over dat alles duidelijk, gedocumenteerd en bestudeerd gesproken en wij zijn u daar dankbaar om.
Zeker, het blijft ons allemaal verschrikken. En helaas, het desoriënteert ons ook. Zoals u goed weet en ook zegt, is het kenmerk van het net zijn globale natuur die de planeet overspant, iedere grens overschrijdt, steeds meer capillair wordt, overal allerlei gebruikers bereikt, zelfs kinderen, dank zij mobiele apparatuur die steeds soepeler en handelbaarder wordt. Daarom voelt niemand ter wereld en geen enkele nationale autoriteit zich vandaag bekwaam om de dimensies en ontwikkeling van deze fenomenen adequaat aan te pakken en te controleren - fenomenen die elkaar kruisen en te maken hebben met andere dramatische problemen die met het internet verbonden zijn, zoals onwettige handel, economische en financiële criminaliteit, internationaal terrorisme. Ook vanuit educatief oogpunt voelen wij ons gedesoriënteerd omdat de snelheid van de ontwikkeling oudere generaties buiten spel zet, een dialoog tussen de generaties zeer moeilijk of haast onmogelijk maakt evenals een evenwichtige overdracht van normen en levenswijsheid, die door jarenlange ervaring verworven wordt.
Maar wij mogen ons niet laten beheersen door angst die altijd een slechte raadgever is. En ons nog minder laten verlammen door het gevoel van onmacht dat ons terneerslaat tegenover de moeilijkheid van de opdracht. Wij zijn integendeel geroepen ons samen te mobiliseren, wetend dat we elkaar nodig hebben om juiste wegen en houdingen te zoeken en te vinden ten einde doeltreffende antwoorden te geven. Wij moeten erop vertrouwen dat “het mogelijk is de blik opnieuw te verruimen en dat de menselijke vrijheid bekwaam is de techniek te beperken, te oriënteren, ten dienste te stellen van een ander soort van vooruitgang, die gezonder, humaner, socialer en integraler is”. Paus Franciscus, Encycliek, 'Wees geprezen' - over de zorg voor het gemeenschappelijke huis, Laudato Si' (24 mei 2015), 112
Opdat deze mobilisering efficiënt zou zijn, vraag ik u bepaalde mogelijke inschattingsfouten vastberaden te vermijden. Ik beperk mij tot drie ervan.
De eerste is de onderwaardering van de schade die minderjarigen berokkend wordt door de hierboven vermelde fenomenen. De moeilijkheid om ze in te dijken kan ons in de verleiding brengen te zeggen: “eigenlijk is de toestand niet zo erg …”. Doch, de vooruitgang van neurobiologie, psychologie en psychiatrie tonen integendeel de diepe uitwerking van gewelddadige en seksuele beelden op de kneedbare geest van kinderen en herkennen psychologische stoornissen die zich tijdens de groei manifesteren in situaties en gedragingen van verslaving, van ware verslaving als gevolg van misbruik van provocerende of gewelddadige beelden. Stoornissen die zwaar en levenslang wegen op de kinderen van vandaag.
Moge het mij geoorloofd zijn hier een opmerking te maken. Men insisteert terecht op de ernst van deze problemen voor minderjarigen, maar het is weeromstuit mogelijk te onderschatten of te doen vergeten dat er ook problemen bestaan bij volwassenen. En de grens om de volwassen leeftijd van minderjarigheid te onderscheiden, is nodig omwille van juridische normen; doch dat volstaat niet om de uitdagingen aan te gaan, want de verspreiding van steeds extremer wordende pornografie en ander ongepast gebruik van het internet, veroorzaakt niet alleen stoornissen, verslaving en zware beschadiging ook bij volwassenen, maar tekent tevens effectief de verbeeldingswereld over liefde en relaties tussen de geslachten. Het zou een grote illusie zijn te denken dat een samenleving waarin abnormale consumptie van seks zich op het internet onder volwassenen verspreidt, vervolgens in staat zou zijn om minderjarigen doeltreffend te beschermen.
De tweede fout is te denken dat automatische technische oplossingen voldoende zouden zijn om de problemen het hoofd te bieden; het gaat om filters die op grond van steeds fijner wordende berekeningsmethodes, de verspreiding van overmatige en schadelijke beelden identificeren en blokkeren. Dit zijn zeker noodzakelijke maatregelen. En ondernemingen die de steeds krachtiger, meer capillair en sneller wordende sociale netwerken en instrumenten voor informatica in het bereik stellen van miljoenen mensen, moeten daarin investeren in een consequente verhouding tot hun grote winsten. Maar het is tevens noodzakelijk dat actoren en protagonisten, binnen de dynamiek van de technische ontwikkeling zelf, de kracht van de ethische vereiste zouden aanvoelen in heel haar omvang, in haar verschillende implicaties en grotere noodzaak.
En hier moeten wij de derde mogelijke inschattingsfout in beschouwing nemen die bestaat in een ideologische en mythische kijk op het internet als het rijk van onbegrensde vrijheid. Onder u bevinden zich juist vertegenwoordigers van hen die wetten maken en van hen die ze moeten doen naleven om het algemeen welzijn en het welzijn van elke persoon te waarborgen en te beschermen. Het net heeft een nieuwe en zeer grote ruimte geopend voor vrije meningsuiting en uitwisseling van ideeën en informatie. Dat is zeker goed, maar zoals wij zien, heeft het net ook nieuwe instrumenten aangereikt voor verschrikkelijke onwettige activiteiten en op het domein dat ons bezighoudt, voor misbruik van en vergrijp tegen de waardigheid van minderjarigen, voor het verderf van hun geest en geweldpleging op hun lichaam. Het gaat hier niet om een uitoefening van vrijheid maar om misdaden waartegen die verstandig en vastberaden moeten bestreden worden, en waarbij de samenwerking tussen regeringen en ordehandhaving moet verruimd worden, even globaal als het internet zelf.
U hebt dit alles onderling besproken en in de Verklaring die u mij voorlegt, heeft u meerdere richtingen aangewezen ter aanmoediging van de concrete samenwerking tussen alle actoren die geroepen zijn om het hoofd te bieden aan de grote uitdaging van de verdediging van de waardigheid van minderjarigen in de digitale wereld. Zeer beslist en met grote geestdrift steun ik het engagement die u op zich genomen hebt. Het bewustzijn van de ernst van de problemen dient aangewakkerd te worden, gepaste wetten gemaakt, de ontwikkeling van de technologie gecontroleerd, slachtoffers geïdentificeerd en wie schuldig is aan misdaad vervolgd, getroffen minderjarigen bijgestaan om hen te rehabiliteren, opvoeders en gezinnen geholpen om hun dienstbaarheid te waarborgen, creatief te zijn in de opvoeding van jongeren zodat zij adequaat gebruik maken van het internet – opdat het gezond zou zijn voor henzelf en andere minderjarigen -, morele gevoeligheid en vorming te ontwikkelen, verder wetenschappelijk onderzoek te doen op alle domeinen aan deze uitdaging verbonden.
U drukt terecht de wens uit dat ook de religieuze leiders en gelovige gemeenschappen aan deze gezamenlijke inspanning zouden deelnemen, door heel hun ervaring, autoriteit en educatieve capaciteit evenals hun capaciteit tot morele en spirituele vorming op het spel te zetten. Alleen het licht en de kracht die van God komen, kunnen ons namelijk toelaten de nieuwe uitdagingen het hoofd te bieden. Wat de katholieke Kerk betreft, wil ik haar beschikbaarheid en haar engagement verzekeren. Zoals wij allemaal weten, heeft de Katholieke Kerk de laatste jaren meer beseft dat zij binnen haar geledingen niet voldoende voorzien heeft in de bescherming van minderjarigen: zeer zware feiten zijn aan het licht gekomen, waarvan wij de verantwoordelijkheid moesten erkennen ten overstaan van God, de slachtoffers en de publieke opinie. Het is precies omwille van deze dramatische ervaringen en de verworven competenties in het engagement van bekering en zuivering dat de Kerk vandaag de bijzonder zware plicht voelt, op een steeds diepgaander en scherpzinnige manier actief te zijn voor de bescherming van minderjarigen en hun waardigheid, niet alleen binnen haar geledingen maar in heel de samenleving overal ter wereld; niet op haar eentje – want dat is vanzelfsprekend ontoereikend – maar door haar actieve en hartelijke samenwerking aan te bieden aan alle krachten en componenten van de samenleving die zich in dezelfde richting willen engageren. In die zin sluit zij aan bij het doel “een einde te stellen aan de mishandeling, uitbuiting en handel, en alle vormen van geweld en foltering waarvan kinderen het slachtoffer zijn”, door de Verenigde Naties verklaard in hun "Verenigde Naties
Agenda voor Duurzame Ontwikkeling 2030 ()" (Doelstelling 16.2).
Bij vele gelegenheden en in vele landen, heeft mijn blik de blik ontmoet van kinderen, arm en rijk, gezond en ziek, blij en droevig. Door kinderogen aangekeken worden, is een ervaring die wij allemaal kennen en die ons raakt tot in het diepste van ons hart en die ons ook tot een gewetensonderzoek verplicht. Wat doen wij opdat deze kinderen ons met de glimlach kunnen aankijken en opdat zij een klare blik zouden bewaren, vol vertrouwen en hoop? Wat doen wij opdat dit licht hen niet ontstolen wordt, opdat deze ogen niet vertroebeld worden en verdorven door wat zij vinden op het internet dat een integrerend en zeer belangrijk deel van hun levenskader zal worden?
Laat ons dus samenwerken om steeds het recht, de moed en de vreugde te hebben in de ogen te kijken van alle kinderen ter wereld. Dank u.