28 juni 2005
COMPENDIUM VAN DE CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK | |||
► | HET LEVEN IN CHRISTUS | ||
► | DE TIEN GEBODEN |
Een jonge man stelde aan Jezus deze vraag: “Meester, wat voor goeds moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?” (Mt. 19, 16). Jezus antwoordde hem: “Als je het leven wilt binnengaan, onderhoudt dan de geboden” (Mt. 19, 17.21).
Het volgen van Jezus impliceert het onderhouden van de geboden. De oude wet wordt niet afgeschaft, maar de mens wordt uitgenodigd deze in de Persoon van de goddelijke Leraar terug te vinden, die haar volmaakt vervult in zichzelf, er de volledige betekenis van openbaart en van haar blijvende geldigheid getuigt.
De afbeelding bij deze sectie stelt Jezus voor, die zijn leerlingen onderricht geeft in de zogenaamde Bergrede Vgl. Mt. 5, 7 . De belangrijkste elementen van dit onderricht zijn: de zaligprijzingen, de vervolmaking van de oude wet, het Onze Vader, aanwijzingen over het vasten en de uitnodiging aan de leerlingen om zout der aarde en licht der wereld te zijn.
De berg, omdat hij boven de aarde oprijst en dicht bij de hemel komt, vormt een bij uitstek geschikte plaats om God te ontmoeten. Leraar Jezus, gezeten op de rots als op een voortreffelijke “kathedra”, met de wijsvinger van zijn rechterhand naar de hemel wijzend, duidt de goddelijke herkomst aan van zijn woorden van leven en geluk. De rol die hij met de linkerhand vasthoudt, laat de volledigheid zien van zijn leer, die Hij aan de apostelen toevertrouwt, terwijl Hij hen uitnodigt het evangelie aan alle volkeren te verkondigen, en hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest.
De twaalf apostelen, die een kring vormen aan de voeten van de Leraar, hebben allen de aureool als aanduiding van hun trouw aan Jezus en van hun getuigenis van heiligheid in de Kerk. Slechts één, half verborgen aan de rechterzijde, heeft een zwarte aureool, als verwijzing naar zijn ontrouw aan het evangelie.
De aankondiging van het Rijk Gods in de prediking van Jezus was geen leeg en onsamenhangend woord, maar werkdadig en geldig optreden. Veel betekenend in deze is de episode van de lamme uit Kafarnaüm, waarover de drie synoptici bericht hebben:
“Jezus ging in een boot, stak over en kwam in zijn stad. Men bracht een lamme die op een bed lag, naar Hem toe. Toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tot de lamme: ‘Heb goede moed, mijn zoon, uw zonden zijn u vergeven.’ Enkele schriftgeleerden zeiden nu bij zichzelf: ‘Die man spreekt godslasterlijk.’ Maar Jezus kende hun gedachten en zei: ‘Waarom denkt gij kwaad bij uzelf? Wat is gemakkelijker, te zeggen: Uw zonden zijn u vergeven: of: Sta op en loop? Welnu, opdat ge zult weten, dat de Mensenzoon macht heeft op aarde zonden te vergeven - en nu sprak Hij tot de lamme -: Sta op, neem uw bed op en ga naar huis. En Hij stond op en ging naar huis” (Mt. 9, 1-7).
In deze gebeurtenis is de lichamelijke genezing slechts de zichtbare kant van het geestelijke wonder van de bevrijding van de zonde. Genezen en vergeven blijven de eigenlijke tekenen van de pedagogie Jezus, de goddelijke Leraar.
________________________________
FRA ANGELICO, De Bergrede, Museum van San Marco, Florence
Ik ben de Heer, uw God, die u heb weggeleid uit Egypte, het slavenhuis.
Gij zult geen andere goden hebben, ten koste van Mij. Gij zult geen afgodsbeelden hebben, ten koste van Mij. Gij zult geen godenbeelden maken, geen afbeelding van enig wezen boven in de hemel, beneden op aarde of in de wateren onder de aarde. Gij zult u voor hen niet ter aarde buigen en hun geen goddelijke eer bewijzen; want Ik, de Heer uw God, Ik ben voor hen die Mij haten een jaloerse God die de schuld van de vaders wreekt op hun kinderen, tot het derde en vierde geslacht, maar voor hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden een God die goedheid bewijst tot aan het duizendste geslacht.
Gij zult de naam van de Heer uw God niet lichtvaardig gebruiken; want de Heer laat degenen die zijn naam lichtvaardig gebruiken niet ongestraft.
Denk aan de sabbat: die moet heilig voor u zijn. Zes dagen zult gij werken en alle arbeid verrichten. Maar de zevende dag is de sabbat voor de Heer uw God. Dan moogt gij geen enkele arbeid verrichten: gij zelf niet, uw slaaf niet, uw slavin niet, uw dieren niet, zelfs niet de vreemdeling die bij u woont. In zes dagen immers heeft de Heer de hemel, de aarde, de zee met al wat er in is, gemaakt. Maar de zevende dag heeft Hij gerust en tot een heilige dag gemaakt.
Eer uw vader en uw moeder, dan zult gij lang leven op de grond die de Heer u schenkt.
Gij zult niet doden.
Gij zult geen echtbreuk plegen.
Gij zult niet stelen.
Gij zult tegen uw naaste niet leugenachtig getuigen.
Gij zult uw zinnen niet zetten op het huis van uw naaste.
Gij zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste, niet op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of ezel, op niets wat hem toebehoort. (Ex. 2,2-17)
Ik ben de Heer uw God, die u uit Egypte heeft geleid, dat slavenhuis.
Naast Mij zult gij geen andere goden hebben.
Gij zult geen beelden maken in de vorm van enig wezen boven in de hemel, beneden op aarde of in de wateren onder de aarde. Ge moogt u niet voor hen neerbuigen en hen niet vereren, want Ik, de Heer uw God, ben een jaloerse God, die de schuld van de vaders wreekt op hun kinderen tot in het derde en vierde geslacht van hen die Mij verwerpen. Maar ik bewijs goedheid tot in het duizendste geslacht van hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden.
Gij zult de naam van de Heer uw God niet misbruiken, want de Heer laat hen die zijn naam misbruiken niet ongestraft.
Onderhoudt de sabbat: die moet heilig voor u zijn, zoals de Heer uw God u heeft geboden. Zes dagen kunt gij werken en al uw arbeid verrichten, maar de zevende dag is een sabbat voor de Heer uw God. Dan moogt gij geen enkele arbeid verrichten, gij zelf niet, uw zoon niet, uw dochter niet, uw slaaf niet, uw slavin niet, uw rund niet, uw ezel niet, uw overige vee niet en ook niet de vreemdeling binnen uw poorten. Dan kunnen uw slaaf en uw slavin uitrusten evenals gij zelf. Bedenk dat gij slaaf zijt geweest in Egypte en dat de Heer uw God u met sterke hand en uitgestrekte arm uit dat land heeft geleid. Daarom heeft Hij u geboden de sabbat te onderhouden.
Eer uw vader en uw moeder, zoals de Heer uw God u heeft geboden. Dan zult ge lang leven en gelukkig zijn op de grond die Hij u schenkt.
Gij zult niet doden.
Gij zult geen echtbreuk plegen.
Gij zult niet stelen.
Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen.
Gij zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste; ge zult niet uit zijn op het huis van uw naaste, noch op zijn land, zijn slaaf, of zijn slavin, zijn rund, of zijn ezel, of iets dat hem toebehoort. (Deut. 5, 6-21)
Vlaanderen
|
Nederland
|