
28 juni 2005
In de geschiedenis van de mens is de zonde aanwezig. Deze realiteit wordt slechts ten volle duidelijk in het licht van de goddelijke Openbaring en vooral in het licht van Christus, de Redder van alle mensen, die de genade mateloos heeft doen zijn, juist daar waar de zonde heeft gewoekerd.
Met deze uitdrukking duidt men aan dat Satan en de andere demonen, over wie de Heilige Schrift en de Overlevering van de Kerk spreken, ofschoon ze door God als goede engelen geschapen waren, slechte engelen geworden zijn omdat zij in vrije en onherroepelijke keuze God en zijn Rijk hebben afgewezen, en daarmee de hel hebben doen ontstaan. Zij proberen de mens te betrekken in hun opstand tegen God; maar God bevestigt in Christus zijn zekere overwinning over de Boze.
De mens, verleid door de duivel, heeft in zijn hart het licht van het vertrouwen in zijn Schepper laten uitgaan, en in ongehoorzaamheid aan Hem, heeft hij “gelijk aan God” willen zijn, maar dan zonder God en niet volgens God. Vgl. Gen. 3, 5 Daarmee verloren Adam en Eva onmiddellijk voor zichzelf en voor al hun nakomelingen, de oorspronkelijke genade van de heiligheid en van de rechtvaardigheid.
De erfzonde, waarin alle mensen geboren worden, is een staat van gemis van de oorspronkelijke heiligheid en rechtvaardigheid. Het is een zonde die wij “oplopen” maar niet hebben “begaan”. In deze staat is de mens van geboorte af aan. Het is geen persoonlijke daad. Op grond van de oorspronkelijke eenheid van alle mensen wordt deze zonde op de nakomelingen van Adam overgedragen met de menselijke natuur, “niet door navolging maar door voortplanting”. Dit doorgeven van de erfzonde is een mysterie dat wij niet ten volle kunnen begrijpen.
Ten gevolge van de erfzonde is de menselijke natuur weliswaar niet geheel verdorven, maar wel in haar natuurlijke krachten gewond, onderworpen aan onwetendheid, aan het lijden, aan de heerschappij van de dood, en zij is geneigd tot zonde. Deze neiging heet concupiscentie (begeerlijkheid)
Na de eerste zonde werd de wereld overstroomd door zonden, maar God heeft de mens niet overgelaten aan de macht van de dood. Integendeel: Hij heeft hem op mysterievolle manier voorzegd - in het “proto-evangelie” (Gen. 3, 15) - dat het kwaad overwonnen en de mens uit zijn zondeval overeind geholpen zou worden. Dit is de eerste aankondiging van de Messias, de Verlosser. Daarom zal de zondeval zelfs “gelukkige schuld” (felix culpa) genoemd worden, “waaraan wij de Verlosser danken” liturgie van de Paaswake.