Omdat Jezus, onze Verlosser, ons leidt tot voor het aangezicht van de Vader, en zijn Geest ons tot zijn kinderen maakt. Zo kunnen wij het Onze Vader bidden met eenvoudig en kinderlijk vertrouwen, met een blije gerustheid en nederige durf, in de zekerheid te worden bemind en verhoord.
Wij kunnen de "Vader" aanroepen, omdat Hij ons geopenbaard is door de mensgeworden Zoon van God en omdat zijn Geest ons Hem laat kennen. Deze aanroeping van de Vader doet ons met een altijd weer nieuwe verwondering binnengaan in zijn mysterie, en wekt in ons het verlangen ons als zijn kinderen te gedragen. Met het gebed van de Heer zijn wij ons derhalve bewust kinderen van de Vader te zijn in de Zoon.
“Onze” drukt een geheel nieuwe verhouding tot God uit. Wanneer wij tot de Vader bidden, aanbidden en verheerlijken wij Hem met de Zoon en de heilige Geest. Wij zijn in Christus “zijn” volk, en is Hij “onze” God, vanaf nu af en tot in eeuwigheid. Wij zeggen inderdaad “onze Vader”, omdat de Kerk van Jezus Christus de gemeenschap is van een menigte broeders en zusters, die samen “één van hart en één van ziel” zijn (Hand. 4, 32).
Omdat het bidden tot “onze” Vader gemeengoed is van alle gedoopten, voelen dezen de dringende oproep deel te nemen aan het gebed van Jezus voor de eenheid van zijn leerlingen. Het “onze Vader” bidden betekent bidden met alle mensen en voor de hele mensheid, dat allen de enig ware God mogen kennen en tot eenheid herenigd mogen zijn.
Deze bijbelse uitdrukking wijst geen plaats aan, maar een wijze van zijn: God is aan gene zijde van alles en boven alles. Zij duidt op de majesteit, op de heiligheid van God, en ook op zijn aanwezigheid in het hart van de rechtvaardigen. De hemel of het huis van de Vader vormt het ware vaderland, waar wij in de hoop naar uitzien, terwijl wij nog op aarde zijn. Wij leven daar al, “met Christus verborgen in God” (Kol. 3, 3).