
28 juni 2005
COMPENDIUM VAN DE CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK | |||
► | HET CHRISTELIJKE GEBED | ||
► | HET GEBED VAN DE HEER: HET ONZE VADER |
Pater noster, qui es in caelis,
sanctificetur nomen tuum.
Adveniat regnum tuum.
Fiat voluntas tua, sicut in caelo et in terra.
Panem nostrum quotidianum da nobis hodie,
et dimitte nobis debita nostra,
sicut et nos dimittimus debitoribus nostris.
Et ne nos inducas in tentationem:
sed libera nos a malo. Amen.
Onze Vader die in de hemel zijt; uw naam worde geheiligd; uw rijk kome; uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven; en leid ons niet in bekoring; maar verlos ons van het kwade. |
Onze Vader, die in de hemelen zijt, Geheiligd zij uw Naam. Uw Rijk kome, Uw wil geschiede, op aarde als in de hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood. En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren. En leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwade. |
“Op een keer was Jezus ergens aan het bidden. Toen Hij ophield zei een van zijn leerlingen tot Hem: Heer, leer ons bidden!” (Lc. 11, 1). Als antwoord leerde Jezus hun het Onze Vader.
De leerlingen, die toch ervaren waren in het Hebreeuwse gebed van die tijd, waren sterk getroffen door het uitzonderlijke van het gebed van Jezus. Inderdaad was Jezus voortdurend in gebed (Lc. 5, 16). De belangrijkste momenten van zijn leven gingen met gebed gepaard: Jezus bidt bij zijn Doop in de Jordaan (Lc. 3, 21); voordat Hij zijn apostelen roept (Lc. 6, 12); vóór de gedaanteverandering (Lc. 9, 28). Hij bidt om geloof voor Petrus (Lc. 22, 31-32) en om de zending van de heilige Geest (Joh. 14, 15-17). Hij bidt vóór de opwekking van Lazarus (Joh. 11, 41) en op het moment van zijn feestelijke intocht in Jeruzalem (Joh. 12, 27). Hij bidt tot zijn Vader om zijn verheerlijking tijdens het laatste avondmaal (Joh. 17, 1-5); voor zijn leerlingen (Joh. 17, 6-19) en voor de gelovigen (Joh. 17, 20-26). Hij bidt vóór zijn lijden (Lc. 22, 39-46) en op het ogenblik van zijn sterven bidt Hij voor zijn vijanden (Lc. 23, 34).
In zijn gebed richt Jezus zich tot de Vader, in een dialoog van gehoorzaamheid die leven geeft aan zijn zending: “Mijn spijs is, de wil te doen van Hem die Mij gezonden heeft en zijn werk te volbrengen” (Joh. 4, 34). Deze intieme gemeenschap met de Vader is bron van vreugde en lofprijzing: “Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde (...) Alles is mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand kent de Zoon tenzij de Vader, en niemand kent de Vader tenzij de Zoon, en hij aan wie de Zoon het wil openbaren” (Mt. 11, 26.27).
Het gebed tot de Vader was de ademhaling van zijn aardse leven. Ook al is Hij onder ons komen wonen, Jezus heeft zich nooit verwijderd van het huis van de Vader, dat wil zeggen van de gemeenschap met Hem in het gebed. Van de andere kant echter, werd deze kinderlijke vertrouwelijkheid met de Vader juist tot heilzame en barmhartige nabijheid aan zijn broeders, tot aan het hoogste offer van het kruis.
Het gebed van Jezus gaat ook vandaag nog door Vgl. Hebr. 7, 25 . In de eucharistische liturgie draagt Christus, de Hogepriester, aan de Vader zijn verlossend offer op. Al onze gebeden richten zich tot de Vader “door Christus, onze Heer”. Het is dit gebed van Christus, dat al onze gebeden ondersteunt, zowel die uit het hart als die uit de mond komen. Als de Kerk bidt, is het de Zoon die de knie van de Vader omvat. Het gebed van de kinderen stijgt op tot de Vader door de stem van de Eerstgeborene. Miljoenen armen worden omhooggeheven in aanroeping, lofprijzing en smeekbede, maar er klinkt maar één enkele stem: die van de Zoon.
Het schilderij stelt Jezus voor, biddend in Getsemane. Hij neemt de bittere kelk van het lijden aan, in opperste gehoorzaamheid aan de Vader, voor het heil van de mensheid.
____________________________________
EL GRECO, Het gebed van Jezus in de Hof van Olijven, Museum of Art, Toledo (Ohio - USA).