28 juni 2005
COMPENDIUM VAN DE CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK | |||
► | HET LEVEN IN CHRISTUS |
De illustratie stelt het Laatste Avondmaal voor met de instelling van de Eucharistie in de grote bovenzaal die met ligbedden was toegerust Vgl. Mc. 14, 15 . “Onder de maaltijd nam Jezus brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het aan zijn leerlingen met de woorden: ‘Neemt, eet, dit is mijn Lichaam.’ Daarna nam Hij de beker, en na het spreken van het dankgebed en reikte Hij hun die toe met de woorden: ‘Drinkt hier allen uit, want dit is mijn Bloed van het Verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden” (Mt. 26, 26-28).
Op de afbeelding is Jezus te zien met de apostelen rond een tafel in de vorm van een kelk. Op de tafel staan de eucharistische gedaanten: brood en wijn. De zaal, die uitkijkt op een architectonisch rijk uitgewerkte achtergrond met bouwwerken en een rond tabernakel met zeven zuilen, symboliseert de Kerk, waarin de eucharistische Christus verblijft. Een veelbetekenend detail vormt de apostel Johannes, die zijn hoofd tegen laat rusten de borst van Jezus Vgl. Joh. 13, 25 . Het duidt de gemeenschap van liefde aan die de Eucharistie in de gelovige tot stand brengt. Het is het antwoord van de leerling op de uitnodiging van de Meester:
“Ik ben de wijnstok, gij de ranken. Wie in Mij blijft, zoals ik in hem, die draagt veel vrucht... Blijft in mijn liefde. Als gij mijn geboden onderhoudt, zult gij in mijn liefde blijven” (Joh. 15, 5.9-10).
De Eucharistie is gemeenschap met Jezus en geestelijke voedsel, ter ondersteuning van de goede dagelijkse strijd van de gelovige bij het onderhouden van de geboden:
“De Redder... is altijd en helemaal aanwezig voor hen die in Hem leven: Hij voorziet in al wat zij nodig hebben. Hij is alles voor hen en laat niet toe, dat zij hun blik naar iets anders richten, of dat zij iets anders zoeken buiten Hem. De heiligen hebben immers niets anders nodig dan Hem: Hij brengt hen voort, Hij doet hen groeien en Hij voedt hen. Hij is licht en adem; Hij vormt in hen het zicht op Hem zien, Hij verlicht het door zichzelf, en biedt zich tenslotte aan hun beschouwing aan. Hij is tegelijk degene die voedt als ook het voedsel. Hij is het die het brood van het leven aanreikt, en wat Hij aanreikt is Zichzelf: het leven van de levenden; de heerlijke geur voor wie ademt; het kleed voor wie het wil aantrekken. Hij is het ook die ons in staat stelt vooruit te gaan, Hijzelf is de weg, Hij is ook de plaats om te rusten, en Hij is het einddoel. Wij zijn de ledematen, Hij het Hoofd: is het nodig te strijden? Hij strijdt aan onze zijde, en Hij geeft de eervolle strijder de overwinning. Winnen wij? Dan is Hij de zegekrans. Zo leidt Hij onze geest van alle kanten naar Hem terug en laat niet toe, dat deze zich op iets anders richt, of op iets anders verliefd raakt ... Uit wat wij hebben gezegd, komt duidelijk naar voren dat het leven in Christus niet slechts de toekomst betreft, maar dat het nu al aanwezig is voor de heiligen die er in leven en werken” (N. Kabasilas, Het leven in Christus, 1, 13-15).
___________________________
JAKOB DE KOPIIST, Illustratie uit het Tetra-evangelie, Bibliotheek van de Mechitaristen, Wenen.