Het geloof is een persoonlijke daad, omdat het een vrij antwoord van de mens is op God, die zich openbaart. Maar tegelijkertijd is het een kerkelijke daad, die zich uitdrukt in de belijdenis: "Wij geloven". Het is immers de Kerk die gelooft; zij gaat zo door de genade van de Heilige Geest vooraf aan het geloof van de afzonderlijke christen, brengt het voort en voedt het. Daarom is de Kerk de Moeder en Lerares.
"Niemand kan God als Vader hebben als hij de Kerk niet als moeder heeft"
(H. Cyprianus).
De geloofsformules zijn belangrijk omdat zij, het mogelijk maken om de waarheden van het geloof tot uitdrukking te brengen, ze eigen te maken, ze te vieren en samen met anderen te beleven, door het gebruik van een gemeenschappelijke taal.
Hoewel de Kerk bestaat uit mensen die van elkaar verschillen in taal, cultuur en riten, belijdt zij eenstemmig het ene geloof, dat zij van de ene Heer ontvangen heeft en dat door de ene Apostolische Overlevering wordt doorgegeven. Zij belijdt één God – Vader, Zoon en Heilige Geest – en leert een en dezelfde heilsweg. Daarom geloven wij, één van hart en één van ziel, al wat vervat ligt in het overgeleverde of geschreven woord van God, en door de Kerk wordt voorgehouden als goddelijk geopenbaard.