
28 juni 2005
Met het woord “incarnatie” benoemt de Kerk het mysterie van de wonderbare eenwording van de goddelijke en de menselijke natuur in de ene goddelijke Persoon van het Woord. Om ons heil te tot stand te brengen, is de Zoon van God “vlees geworden” (Joh. 1, 14), en is zo waarlijk mens geworden. Het geloof in de incarnatie is het kenmerkend voor het christelijk geloof.
Jezus is onscheidbaar ware God en ware mens, in de eenheid van zijn goddelijke Persoon. Hij, de Zoon van God, die “geboren niet geschapen, één in wezen met de Vader” is, is waarlijk mens geworden zonder op te houden God te zijn, onze Heer.