28 juni 2005
Man en vrouw zijn door God geschapen in een gelijke waardigheid als menselijke personen, en tegelijkertijd in een wederzijdse aanvulling ten opzichte van elkaar doordat zij mannelijk en vrouwelijk zijn. God heeft hen voor elkaar gewild om een gemeenschap van personen te vormen. Samen zijn ze ook geroepen het menselijk leven door te geven, door in het Huwelijk “één vlees” te worden (Gen. 2, 24, letterlijk), en om als “rentmeesters” van God de aarde te onderwerpen.