28 juni 2005
Door het verhaal van de “zes dagen” van de schepping, doet de Heilige Schrift ons de waarde kennen van het geschapene en zijn gerichtheid op de lof van God en op de dienst aan de mens. Elk ding dankt zijn bestaan aan God, van wie het zijn eigen goedheid en volmaaktheid, zijn eigen wetten en zijn plaats in de wereld ontvangt.
Tussen de schepselen bestaat er een door God gewilde onderlinge afhankelijkheid en hiërarchie. Tegelijkertijd bestaat er tussen de schepselen een eenheid en solidariteit, omdat allen dezelfde Schepper hebben, allen door Hem worden bemind en op zijn heerlijkheid zijn geordend. Het eerbiedigen van de wetten die staan ingeschreven in de schepping, en van de verhoudingen die voortvloeien uit de natuur der dingen, is dan ook een beginsel van wijsheid en een fundament van de moraal.