Door God, onze Vader, te vragen ons te vergeven, erkennen wij voor Hem dat wij zondaars zijn. Maar tegelijk belijden wij zijn barmhartigheid, omdat in zijn Zoon en in de sacramenten, “onze bevrijding verzekerd is en onze zonden vergeven zijn” (Kol. 1, 14). Onze bede zal echter alleen maar worden verhoord, als wij van onze kant eerst hebben vergeven.
De barmhartigheid dringt alleen dan in ons hart door, als ook wij weten te vergeven, zelfs aan onze vijanden. Welnu, ook al lijkt het de mens onmogelijk aan deze eis te kunnen voldoen, toch kan een hart dat zich openstelt voor de Heilige Geest, lief hebben zoals Christus tot het uiterste toe; het kan de verwonding in medelijden veranderen, en de belediging omvormen tot voorspraak. De vergeving heeft deel aan de goddelijke barmhartigheid en is een hoogtepunt van christelijke gebed.