Aan zijn leerlingen vraagt Jezus aan Hem de voorkeur te geven boven alles en allen. De onthechting van de rijkdommen - volgens de evangelische geest van armoede - en de vertrouwvolle overgave aan de voorzienigheid van God, die ons bevrijdt van de zorg voor de dag van morgen, bereiden voor op de zaligheid van de “armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen” (Mt. 5, 3).
Het grootste verlangen van de mens bestaat erin God te zien. Zijn hele wezen roept het uit: “Ik wil God zien”. Inderdaad bereikt de mens zijn ware en volledige geluk in de aanschouwing en de gelukzaligheid van Hem, die hem uit liefde heeft geschapen en hem naar zich toetrekt met zijn oneindige liefde.
““Hij die God ziet, is in het bezit
van alle goederen die men maar bedenken kan”
(H. Gregorius van Nyssa)