Het moet steeds worden uitgeoefend als een dienst, met eerbiediging van de fundamentele rechten van de menselijke persoon, de juiste hiërarchie van waarden, de verdelende rechtvaardigheid en het beginsel van de subsidiariteit. Ieder moet bij het uitoefenen van het gezag het belang van de gemeenschap zoeken in plaats van dat van hemzelf, en zich bij zijn beslissingen laten inspireren door de waarheid over God, de mens en de wereld.