Zij is het aanschouwen van God in het eeuwige leven, waarin we ten volle "deel krijgen aan Gods eigen wezen" (2 Pt. 1, 4), aan de heerlijkheid van Christus en aan de genieting van het drie-ene leven. De zaligheid overstijgt de menselijke vermogens: ze is een bovennatuurlijke vrije gave van God, zoals de genade die ertoe leidt. De beloofde zaligheid stelt ons voor beslissende morele keuzes met betrekking tot de aardse goederen, doordat zij ons aanspoort God boven alles lief te hebben.