28 juni 2005
Onder “hemel” verstaat men de staat van het hoogste en definitieve geluk. Wie in de genade van God sterven en geen verdere loutering nodig hebben, worden verenigd rond Jezus en Maria, met de engelen en met de heiligen. Zo vormen zij de hemelse Kerk, waar zij God “van aangezicht tot aangezicht” (1 Kor. 13, 12) zien, met de Allerheiligste Drie-eenheid in een gemeenschap van liefde leven, en voor ons ten beste spreken.
“De Vader is naar zijn wezen en in waarheid het Leven.
Over alles stort Hij door zijn Zoon en in de heilige Geest zijn hemelse gaven uit.
Maar het eeuwig leven heeft Hij in zijn mensenliefde
zeker en vast beloofd aan ons mensen”
(H. Cyrillus van Jeruzalem)