De Paus, bisschop van Rome en opvolger van Petrus, is het blijvend en zichtbaar beginsel en fundament van de eenheid van de Kerk. Hij is de plaatsvervanger van Christus, het hoofd van het bisschoppencollege en herder van heel de Kerk, waarover hij krachtens goddelijke instelling de volledige, hoogste, rechtstreekse en universele macht heeft.
De bisschoppen hebben, in gemeenschap met de paus, de plicht om aan allen getrouw en met gezag het evangelie te verkondigen, als authentieke getuigen van het apostolisch geloof, bekleed met het gezag van Christus. Door de bovennatuurlijke geloofszin hangt het volk van God het geloof onwankelbaar aan, onder de leiding van het levend leergezag van de Kerk.
Als lid van het bisschoppencollege draagt iedere bisschop op collegiale wijze de zorg voor alle particuliere kerken en voor geheel de Kerk, samen met de andere bisschoppen in vereniging met de paus. De bisschop aan wie een particuliere Kerk wordt toevertrouwd, bestuurt deze met het gezag van zijn eigen, gewone en onmiddellijke, heilige macht, uitgeoefend in naam van Christus, de goede Herder, in gemeenschap met heel de Kerk en onder leiding van de opvolger van Petrus.