H. Paus Johannes Paulus II - 7 april 2002
Door de barmhartigheid van God de Vader, die verzoent, heeft het Woord het Vlees aangenomen in de zuivere schoot van de Heilige Maagd Maria, om "zijn volk van de zonden te verlossen" (Mt. 1, 21) en het "de weg naar het eeuwig Heil" bekend te maken. Missale Romanum, Prefatie van de 1e zondag van de Advent . De heilige Johannes de Doper bevestigt deze zending, als hij op Jezus wijst als "het Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt" (Joh. 1, 29). Het hele handelen en de verkondiging van de voorloper van Jezus zijn een nadrukkelijke en onverschrokken oproep tot boete en bekering, waarvan het teken de doop in het water van de Jordaan is. Jezus zelf onderwierp zich aan deze boeteritus. Vgl. Mt. 3, 13-17 Niet omdat Hij gezondigd had, maar omdat Hij zich tot de zondaars laat rekenen. Hij is reeds "het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt" (Joh. 1, 29). Hij anticipeert reeds op het 'doopsel' van zijn bloedige dood. Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 536
Het heil is in het bijzonder verlossing van de zonde, die een belemmering is voor de vriendschap met God, bevrijding uit de toestand van slavernij waarin de mens zich bevindt, die zich laat beheersen door de bekoring van de boze, en die de vrijheid van de kinderen Gods verloren heeft. Vgl. Rom. 8, 21
De door Christus aan de apostelen toevertrouwde zending is de aankondiging van het Rijk Gods en de verkondiging van het Evangelie met het oog op de bekering. Vgl. Mc. 16, 15 Vgl. Mt. 28, 18-20 De avond van de dag van zijn verrijzenis, onmiddellijk voor het begin van de apostolische zending, schenkt Jezus aan de apostelen, op grond van de kracht van de H. Geest, de macht, de berouwvolle zondaar met God en de Kerk te verzoenen: "ontvangt de H. Geest! Wier zonden gij vergeeft, hun zijn ze vergeven; wier zonden gij niet vergeeft, hun zijn ze behouden." (Joh. 20, 22-23). Vgl. Concilie van Trente, 14e Zitting - De leer over het Sacrament van de Biecht, Sessio XIV - Doctrina de sacramento poenitentiae (25 nov 1551), 30
In de loop van de geschiedenis en in de ononderbroken praktijk van de Kerk heeft de "dienst van de verzoening" (2 Kor. 5, 18), die door de sacramenten van het Doopsel en de Biecht toegediend wordt, zich als een pastorale taak bewezen, die steeds levend aanwezig bleef in het bewustzijn en die, overeenkomstig de opdracht van Jezus als een wezenlijk bestanddeel van het priesterlijk ambt vervuld is.
De viering van het Boetesacrament heeft in de loop van de eeuwen een ontwikkeling doorgemaakt, die verschillende vormen heeft gekend, waarbij echter de basis steeds bewaard gebleven is. Naast de handeling van de biechtvader - deze is immers een bisschop of priester, die in de naam van Jezus Christus recht spreekt, vrijspreekt, geneest en gezond maakt - bestaat deze noodzakelijkerwijs uit de daden van de boeteling: berouw, belijdenis en voldoening.
Crisis van het Sacrament
In mijn apostolische brief H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Novo millennio ineunte
Een nieuw millennium
(6 januari 2001) heb ik geschreven:
"verder vraag ik om een nieuwe pastorale moed, opdat de dagelijkse pedagogie van de christelijke parochies de praktijk van het Boetesacrament overtuigend en werkzaam kan tonen. Zoals u zich herinnert heb ik mij in 1984 over dit thema uitgelaten in de post-synodale apostolische brief 'H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Reconciliatio et paenitentia
Over de verzoening en boete in de zending van de Kerk in deze tijd
(2 december 1984)'. Dit document vatte de vruchten van de overwegingen samen, die een plenaire vergadering van de bisschoppensynode over dit probleem had opgeleverd.
Ik heb toen ook gevraagd om met uiterste krachtsinspanning de crisis van het 'zondenbewustzijn' te bestrijden, zoals die in de contemporaine cultuur kan worden geconstateerd (...) Toen de reeds genoemde synode dat probleem besprak, stond allen de crisis van het sacrament voor ogen, zoals die speciaal in verschillende gebieden van de wereld verschijnt.
De redenen die aan de wortel liggen, zijn in deze korte spanne tijds niet afgenomen. Niettemin werd het Jubeljaar 2000 in het bijzonder gekenmerkt door een terugkeer tot het sacrament van de biecht. Het houdt een bemoedigende tijding in, die men niet mag verzwijgen: als vele gelovigen, waaronder talrijke jongeren, dit sacrament vruchtbaar ontvangen hebben, dan moeten de herders van de Kerk waarschijnlijk meer vertrouwen, meer fantasie en een langere adem hebben, om de biecht in de verkondiging voor te leggen en de waardering ervan te bevorderen". H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Een nieuw millennium, Novo millennio ineunte (6 jan 2001), 37
Met deze woorden had en heb ik de bedoeling, mijn medebroeders in het bisschopsambt - en via hen alle priesters - te bemoedigen en hen tegelijkertijd nadrukkelijk uit te nodigen, voor een snelle vernieuwing van het sacrament der verzoening te zorgen. Dit is ook een eis van echte naastenliefde en waarachtige pastorale gerechtigheid. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 213.843. § 1. Ik herinner er u ook aan, dat elke gelovige met de vereiste innerlijke gesteldheid, het recht heeft persoonlijk de gave van dit sacrament te ontvangen.
Opdat het oordeel kan worden geveld over de instelling van de boeteling met betrekking tot de verlening respectievelijk de weigering van vergeving en het opleggen van een passende penitentie van de kant van de bedienaar van het sacrament, is het noodzakelijk, dat de gelovige boven het bewustzijn van de begane zonden uit, de pijn daarover en de wil niet wederom daarin terug te vallen Concilie van Trente, 14e Zitting - De leer over het Sacrament van de Biecht, Sessio XIV - Doctrina de sacramento poenitentiae (25 nov 1551), 10, zijn zonden belijdt.
In deze zin verklaarde het Concilie van Trente, dat het "naar goddelijk recht noodzakelijk is, de doodzonden, allen zonder uitzondering, te belijden." Vgl. Concilie van Trente, 14e Zitting - De leer over het Sacrament van de Biecht, Sessio XIV - Doctrina de sacramento poenitentiae (25 nov 1551), 34
De Kerk heeft altijd al een wezenlijke samenhang gezien tussen het oordeel, dat aan de priester in dit sacrament is toevertrouwd, en de noodzakelijkheid, dat de biechtelingen de eigen zonden belijden Vgl. Concilie van Trente, 14e Zitting - De leer over het Sacrament van de Biecht, Sessio XIV - Doctrina de sacramento poenitentiae (25 nov 1551), 13 Vgl. Concilie van Florence, Decreet, Sessio VIII - 8e Sessie: Decreet voor de Armeniërs, Exsultate Deo - Decretum pro Armenis (22 nov 1439), 14 behalve als dat onmogelijk is. Omdat het volledig belijden van zware zonden krachtens goddelijke instelling wezenlijk onderdeel is van het sacrament, is het geenszins overgelaten aan de vrije beschikking van de herders (dispensatie, interpretatie, plaatselijke gewoonten e.d.).
Alleen de bevoegde kerkelijke autoriteit geeft precies de onderscheidingscriteria aan -in het kader van de daaraan beantwoordende disciplinaire normen- om de echte onmogelijkheid de zonden te belijden te onderscheiden van andere situaties, waarin de onmogelijkheid slechts schijnbaar aanwezig is of in elk geval te overwinnen is.
Canonieke normen
In de actuele pastorale situatie, en doordat ik aan de bezorgde verzoeken van talrijke medebroeders in het episcopaat tegemoet kom, acht ik het gepast op enkele der geldende canonieke normen met betrekking tot de viering van dit sacrament opmerkzaam te maken en daarbij enige aspecten te preciseren, om in de geest van gemeenschap, met de verantwoordelijkheid die het totale episcopaat eigen is Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 392 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 23.27 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 16, een betere toediening van het sacrament te begunstigen.
Het gaat er om de viering van het geschenk, dat de Heer Jezus Christus na zijn verrijzenis aan de Kerk heeft toevertrouwd, effectiever vorm te geven, het altijd trouw te handhaven en op die manier vruchtbaarder te laten worden. Vgl. Joh. 20, 19-23
Dit lijkt speciaal nodig te zijn, omdat bij enige gelegenheden de tendens zichtbaar wordt, de persoonlijke biecht te laten vallen, en gelijktijdig op ongeoorloofde wijze terug te grijpen op de 'generale absolutie' resp. de 'collectieve absolutie', zodat deze niet meer als buitengewoon middel in zeer buitengewone omstandigheden te herkennen is. Op grond van een willekeurige uitbreiding van de voorwaarde van een ernstige noodsituatie Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 961. § 1, 2º, verliest men praktisch de trouw aan het goddelijk karakter van het sacrament uit het oog, en concreet de noodzakelijkheid van de individuele biecht, hetgeen tot zware schade leidt aan het geestelijk leven van de gelovigen en aan de heiligheid van de Kerk.
Nadat ik wat dit betreft de Congregatie voor de Geloofsleer, de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Discipline van de Sacramenten en de Pauselijke Raad voor de Interpretatie van Wetsteksten heb evenals de mening van de geachte broeders kardinalen, de voorzitters van de verschillende dicasteries van de Romeinse Curie heb ingewonnen, bevestig ik de katholieke leer over het sacrament van boete en verzoening, zoals die in de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 980-987 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1114-1123. e.v. Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1420-1421. e.v. samenvattend verwoord is. In het bewustzijn van mijn pastorale verantwoordelijkheid en in het volle besef van de altijd actuele noodzaak en werkzaamheid van dit sacrament bepaal ik daarom het volgende:
De bisschoppen moeten alle bedienaren van het Sacrament van de boete er aan herinneren, dat de universele wet van de Kerk onder toepassing van de desbetreffende katholieke leer het volgende heeft bevestigd:
Verder moeten alle priesters, die de bevoegdheid hebben om het Sacrament van de Biecht te bedienen, daartoe in het algemeen en altijd bereid zijn, zo vaak de gelovigen om gegronde redenen daarom vragen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965) Het gebrek aan bereidheid om de gewonde schapen op te nemen, nog veel meer om ze tegemoet te gaan, om ze in de schaapstal terug te voeren, zou voor hem, die door zijn priesterwijding het beeld van de Goede Herder in zich moet dragen, een smartelijk teken zijn van het ontbreken van pastoraal gevoel.
Zowel bisschoppen als pastoors en rectoren van kerken en heiligdommen moeten regelmatig toetsen of daadwerkelijk de grootst mogelijke vergemakkelijking voor de biecht van de gelovige bestaat. Aanbevolen wordt in het bijzonder de zichtbare aanwezigheid van biechtvaders in de plaatsen voor de eredienst op de voorziene tijden; het aanpassen van deze tijden aan de werkelijke levenssituatie van de penitenten en de bijzondere bereidheid om vóór de viering van de H. Mis de Biecht af te nemen en, in zover andere priesters ter beschikking staan, te voldoen aan de behoefte van de gelovigen ook tijdens de H. Mis te biechten. Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Responsa ad dubia proposita (1 jan 2001). Notitiae 37 (2001) 259-260
Daar "de gelovige verplicht is, om alle na het doopsel begane zware zonden waarvan hij zich na een zorgvuldig gewetensonderzoek bewust is, naar aard en aantal te belijden, voorzover zij door de kerkelijke sleutelmacht nog niet direct vergeven zijn en hij ze nog niet in een persoonlijke biecht heeft beleden" Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 988. § 1 moet elke praktijk afgekeurd worden, die de biecht tot een algemene belijdenis of een belijdenis van slechts een of meerdere voor belangrijk gehouden zonden beperkt. Doordat men rekening houdt met de roeping van alle gelovigen tot heiligheid, wordt hun anderzijds aanbevolen ook hun dagelijkse zonden te belijden. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 988. § 2 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verzoening en boete in de zending van de Kerk in deze tijd, Reconciliatio et paenitentia (2 dec 1984), 32 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1458
De in Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) van het Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) voorziene absolutie, die aan meerdere penitenten tegelijkertijd en zonder voorafgaande individuele biecht gegeven wordt, moet in het licht en binnen het kader van de voorafgaande normen worden begrepen en daaraan beantwoordend toegepast. Zij heeft namelijk "het karakter van een uitzondering" H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verzoening en boete in de zending van de Kerk in deze tijd, Reconciliatio et paenitentia (2 dec 1984), 32 en kan in het algemeen slechts gegeven worden:
Het oordeel of de overeenkomstig Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983), vereiste voorwaarden vervuld zijn, komt niet aan de biechtvader toe, maar aan «de diocesane bisschop die, met inachtneming van de criteria samen met de overige leden van de bisschoppenconferentie overeengekomen, de gevallen van zulke noodzaak kan vaststellen.» Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 961. § 2 Deze pastorale criteria zullen, volgens de omstandigheden van de respectieve gebieden, de uitdrukking moeten zijn van de inspanning voor volkomen getrouwheid aan de door de universele orde van de Kerk geformuleerde basiscriteria, die voor het overige op de uit hetzelfde Sacrament van de Boete in zijn goddelijke instelling afkomstige eisen steunen.
Omdat het in een voor het leven van de Kerk zo wezenlijk voorwerp van fundamenteel belang is, dat onder de verschillende episcopaten in de wereld volledige harmonie heerst, moeten de bisschopsconferenties overeenkomstig Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) van het Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983), zo snel mogelijk de tekst van de voorwaarden aan de Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten doen toekomen die zij, in het licht van het ter tafel liggende Motu Proprio, onder toepassing van Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) van het Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983), voornemens zijn uit te vaardigen of te actualiseren. Daarmee kan men niet zijn doel missen een steeds grotere gemeenschap onder de bisschoppen van de hele Kerk te bevorderen, doordat men overal de gelovigen ertoe aanspoort rijkelijk te putten uit de in het sacrament der verzoening immer opborrelende bronnen van de goddelijke barmhartigheid.
Vanuit deze gezichtshoek zal het ook passend zijn dat de diocesane bisschoppen de respectievelijke bisschopenconferenties berichten, of er in het gebied van hun jurisdictie gevallen van ernstige noodsituaties zijn opgetreden of niet. Het zal bovendien een taak van de bisschoppenconferentie zijn, de bovengenoemde Congregatie over de feitelijke situatie in haar gebied en over eventuele veranderingen, die waar mogelijk later worden vastgesteld, te informeren.
Wat de persoonlijke dispositie van de penitenten betreft, wordt het volgende bekrachtigd:
Afgezien van de verplichting, "zijn zware zonden ten minste eenmaal per jaar zijn zware zonden eerlijk te belijden", Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 989 "is degene wiens zware zonden door een algemene absolutie vergeven worden verplicht, zodra er gelegenheid is, een individuele belijdenis uit te spreken, vooraleer een tweede maal algemene absolutie te ontvangen, tenzij een goede reden dit verhindert." Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 963
Met betrekking tot plaats en vormgeving van de viering van het sacrament moet er rekening mee worden gehouden dat:
Ik bepaal dat alles, wat ik met deze Apostolische brief in de vorm van een Motu Proprio heb vastgelegd, volledige en blijvende geldigheid bezit, en vanaf heden toegepast moet worden, ongeacht elke andere tegengestelde verordening.
Alles wat ik in dit schrijven beschikt heb, geldt ook voor de eerbiedwaardige katholieke Kerken van het Oosten, in overeenstemming met de respectievelijke canones van hun eigen Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991).
Gegeven te Rome, bij St. Pieter, op 7 april ; 2e zondag in de Paastijd ofwel zondag van de Goddelijke Barmhartigheid (Witte Zondag), in het jaar onzes Heren 2002,
het 24e jaar van mijn pontificaat.Paus Johannes Paulus II