Paus Franciscus - 16 juli 2017
Dierbare broeders en zusters, goedendag!
Toen Jezus sprak, gebruikte Hij simpele taal en maakte Hij ook gebruik van beelden die voorbeelden waren uit het dagelijks leven zodat iedereen ze gemakkelijk kon begrijpen. Daarom luisterde men graag naar Hem. Men apprecieerde Zijn boodschap die recht naar het hart ging. Geen ingewikkelde taal, moeilijk om begrijpen, zoals die van de wetgeleerden of tempeldienaars: hun taal was niet goed te begrijpen, een taal vol gestrengheden die de mensen op afstand hield. Met Zijn taal maakte Jezus het mysterie van het Rijk Gods begrijpelijk. Het was geen ingewikkelde theologie. Het Evangelie van vandaag is daar een voorbeeld van: de parabel van de zaaier. Vgl. Mt. 13, 1-23
De zaaier is Jezus. Laat ons met dit beeld opmerken dat Hij niet iemand is die zich opdringt, maar zich aanbiedt; Hij trekt ons niet aan door ons te overmeesteren maar door zich te geven; Hij werpt het zaad uit. Hij verspreidt Zijn woord geduldig en gul, Zijn woord is geen kooi of valstrik, maar een graankorrel die vrucht kan dragen. Hoe kan hij vrucht dragen? Als wij hem opnemen.
Daarom gaat het in de parabel vooral over ons: zij spreekt namelijk meer over de aarde dan over de zaaier. Jezus maakt bij wijze van spreken een spirituele radiografie van ons hart, dat de grond is waarop het zaad van het woord valt. Ons hart kan zoals aarde, goed zijn en dan draagt het woord vrucht, veel vrucht, maar het kan ook hard zijn, ondoordringbaar. Dat gebeurt wanneer wij het woord horen maar het springt op zoals op een weg. Het dringt niet door.
In goede aarde vallen en op de weg – asfaltweg. Als we op kinderkoppen graan uitwerpen, gebeurt er niets. Er zijn twee soorten grond die daar tussenin liggen, we kunnen ze alletwee in ons hebben en in verschillende mate. De eerste is grond vol rotsstenen. Proberen wij ons dat voor te stellen: rotsachtige grond is “waar het niet veel aarde had” Vgl. Mt. 13, 5 , de graankorrel ontkiemt dan wel maar slaagt er niet in diep wortel te schieten. Dat is het oppervlakkige hart, dat de Heer opneemt, dat wil bidden, beminnen en getuigen, maar niet volhardt, opgeeft en nooit “opstijgt”. Een hart zonder stevigheid, waar rotsstenen van luiheid het halen op de goede grond, waar de liefde onstandvastig is en voorbijgaand. Maar wie de Heer alleen opneemt wanneer het hem past, draagt geen vrucht.
Dan is er de laatste grond soort, met distels, die de goede planten verstikken. Wat vertegenwoordigen die distels? “De zorgen van de wereld en de begoochelingen van de rijkdom” (Mt. 13, 22), zegt Jezus uitdrukkelijk. Distels zijn ondeugden die met God op de vuist gaan, die Zijn aanwezigheid verstikken: eerst de afgoden van wereldse rijkdommen, een hebzuchtig leven, voor zichzelf, voor bezit en macht. Als wij die distels cultiveren, wonen ondeugden in ons hart, struiken die min of meer wortel schieten en God niet behagen en die beletten dat men een zuiver hart heeft. Ze moeten uitgetrokken worden, anders draagt het woord geen vrucht, zal het graan niet opschieten.
Moge de Moeder van God, die wij vandaag onder de titel Onze-Lieve-Vrouw van de Berg Karmel vereren, en die onvergelijkbaar was in het opnemen van het woord Gods en de beoefening ervan Vgl. Lc. 8, 21 , ons helpen ons hart te zuiveren en er de aanwezigheid van de Heer te beschermen.