Achilles kard. Silvestrini - 6 januari 1996
INSTRUCTIE OVER DE TOEPASSING VAN DE LITURGISCHE VOORSCHRIFTEN UIT CANONIEK WETBOEK VAN DE OOSTERSE KERKEN | |||
► | Aard en betekenis van de Instructie |
"Iedere schriftgeleerde die onderwezen is in het Rijk der hemelen, is gelijk aan een huisvader die uit zijn schat nieuw en oud te voorschijn haalt" (Mt. 13, 52). Met deze uitspraak zou men de houding kunnen samenvatten van de Vaders die bijeen waren op het Tweede Vaticaans Concilie. Hierdoor zijn de constituties en decreten bezield die het concilie zelf heeft goedgekeurd, alsook de documenten ter interpretatie en toepassing bij de implementatie van de besluiten die tijdens het concilie werden genomen.
Het is geen toeval dat het eerste document dat door het Tweede Vaticaans Concilie werd gepubliceerd, de heilige Liturgie betrof. Hetzelfde concilie onderstreepte het belang van deze keuze, waarbij werd opgemerkt dat de heropleving en herziening van de liturgie beschouwd moet worden als "een teken van Gods providentiële beschikkingen voor onze tijd, als een doortocht van de Heilige Geest in zijn Kerk' 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 43; want dagelijks maakt de liturgie hen die tot de Kerk behoren, tot een heilige tempel voor de Heer, een woonstede van God in de Geest Vgl. Ef. 2, 2-12 , totdat wij de gehele omvang van de volheid van de Christus bereiken Vgl. Ef. 4, 13 , en sterkt zij tegelijkertijd en op wondere wijze hun kracht om Christus te verkondigen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 3
Op de 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963), die gedurende tientallen jaren van reflectie werd voorbereid vooral door het werk van wat men toen de Liturgische Beweging noemde, volgde een intense collegiale samenwerking die ernaar streefde de constitutie te preciseren en stap voor stap in te voeren in het leven van de Kerk in het westen door de verspreiding van diens geest, door vastlegging van bepaalde regels en de verwerking ervan in de liturgische boeken.
Alle christelijke Kerken vinden hun fundament in de ene boodschap van Christus en delen noodzakelijkerwijs een gemeenschappelijk erfgoed. Daarom verschaft een groot aantal beginselen van de 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963) elementen die universeel geldend zijn voor de liturgieën van alle Kerken, en die ook moeten worden toegepast in de vieringen van Kerken die niet de Romeinse ritus volgen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 3 De praktische normen van deze constitutie alsmede die van het Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) dat in 1983 werd gepromulgeerd, dient men te beschouwen als alleen van toepassing op de Latijnse Kerk. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 3 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1 Beginselen en normen van liturgische aard die direct betrekking hebben op de Oosterse Kerken, zijn evenwel te vinden in verschillende conciliedocumenten, bijvoorbeeld in 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964), 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Unitatis Redintegratio
Over de oecumene
(21 november 1964) en nog meer in 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Orientalium Ecclesiarum
Over de Oosterse Kerken
(21 november 1964). Daarin wordt de onvervreemdbare waarde geprezen van de eigen en daarom ook onderscheiden tradities van de Oosterse Kerken. Na het Tweede Vaticaans Concilie wordt de belangrijkste verzameling normen voor de Oosterse Kerken gevormd door het Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991).
De hier genoemde documenten zetten de algemene beginselen en de praktische normen uiteen met betrekking tot verschillende aspecten van het kerkelijk leven. Sommige zijn op liturgisch vlak wetgevend, waarbij ze verplichtende normen aangeven waaraan alle Oosterse Katholieke Kerken gehouden zijn. Ze pretenderen natuurlijk niet exhaustief het geheel van aanwijzingen weer te geven die de liturgische vieringen van elke afzonderlijke Kerk sui iuris, de rechtens zelfstandige Kerken, regelen. Dergelijke voorschriften vallen immers onder het particuliere recht van elke Kerk.
De liturgische wetten die voor alle Oosterse Kerken gelden, zijn belangrijk, omdat ze algemene richtlijnen aangeven. Maar omdat ze over verschillende teksten zijn verspreid, bestaat het gevaar dat ze onbekend blijven, slecht worden gecoördineerd en geïnterpreteerd. Daarom leek het goed ze bijeen te brengen in één systematisch geheel en aan te vullen met eerdere preciseringen: dat is het doel van deze instructie welke wordt aangeboden aan de Oosterse Kerken die in volledige gemeenschap zijn met de Heilige Stoel, om hen te helpen hun eigen identiteit ten volle te realiseren. De algemene, gezaghebbende richtlijnen, die deze instructie formuleert met het oog op het verloop van de vieringen en het leven van de Oosterse liturgie, vertrekken steeds vanuit een theologisch perspectief en vertalen zich in voorstellen van juridisch-pastorale aard.
De instructie stelt zich het volgende tot doel:
De veelvuldige vergelijking met de Romeinse liturgie dient om de eigenheden van het Oosten beter te doen uitkomen, eigenheden die in het contact met de Latijnse Kerk dikwijls in het gedrang dreigen te komen of zelfs dreigen te verdwijnen; hetzelfde geldt voor de instellingen van de Oosterse Kerken, hun doctrinaire uiteenzettingen, liturgische praxis en interne organisatie die vaak meer geledingen kent vanwege historische gebeurtenissen die daar aanleiding toe gaven.
Deze instructie die werd opgesteld vanuit de aanwijzingen van de Heilige Stoel en de tradities van de Oosterse liturgieën, beperkt zich tot het formuleren van de beginselen en regels die gelden voor alle oosters-katholieke Kerken. Het gezag van elke Kerk sui iuris wordt overeenkomstig de aanwijzingen van de Apostolische Constitutie H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Constitutie
Sacri Canones
Promulgatie van de Codex Canonum Ecclesiarum Orientalum (CCEO), het kerkelijk wetboek voor de Oosterse Kerken (18 oktober 1990) uitgenodigd deze in alle openheid te ontvangen en in te voegen in de voorschriften van hun particulier liturgisch recht.
Voor groepen van Kerken sui iuris die tot eenzelfde liturgische familie behoren, zoals Kerken van de Byzantijnse of van de Assyrisch-Chaldeeuwse traditie, zal de Heilige Stoel erop toezien in samenwerking met de betreffende Kerken meer gedetailleerde aanwijzingen op te stellen. Iedere Kerk sui iuris die tot dergelijke families behoort, zal overeenkomstig nader te bepalen modaliteiten ervoor zorgen dat een geheel aan normen wordt opgesteld met als doel zowel onderhavig document, als het voor de gehele liturgische familie op te stellen document aan te passen aan hun eigen specifieke situatie.
De Kerken sui iuris die echter niet tot een bredere liturgische familie behoren, zullen zo snel mogelijk hun eigen particuliere normen uitwerken, op basis van onderhavige instructie. De Heilige Stoel is bereid baar eigen experts ter beschikking te stellen om met de Kerken sui iuris samen te werken bij het opstellen van dergelijke particuliere normen, als deze Kerken dat nodig achten en erom vragen. Aan het einde van dit traject zal dan het Liturgisch Directorium van elke Kerk sui iuris aan de Heilige Stoel worden voorgelegd.