Achilles kard. Silvestrini - 6 januari 1996
De individuele biecht staat in een context die van nature voortreffelijk kerkelijk is en dus communautair, allereerst omdat de verzoening met God ook een verzoening is met de Kerk. Bovendien wordt dit sacrament in alle Oosterse Kerken traditioneel toegediend in een kader van gebeden, proclamaties, aansporingen en absoluties die op loffelijke wijze gevierd kunnen worden door de samengekomen gemeenschap. Zo'n praktijk wordt minstens indirect gesuggereerd, wanneer het Canoniek Wetboek van de Oosterse Kerken bepaalt, dat de kerk de eigen plaats voor de viering ervan is Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 736. §1 en dat dit overeenkomt met het Oosterse, traditionele gebruik om de boete niet te vieren in een biechtstoel, zoals in de Latijnse Kerk gebeurt, maar in het gewijde gebouw zelf en - zoals in sommige tradities - voor een Christusicoon. Het bevoegde gezag van de afzonderlijke Kerken sui iuris heeft tot taak nauwlettend hun liturgische boeken, ook die van het verleden, te onderzoeken op formuleringen die de rijkdom van hun eigen tradities op dit specifieke vlak het beste tot uitdrukking brengen.