Achilles kard. Silvestrini - 6 januari 1996
Een onontbeerlijk element om een huwelijk aan te gaan is de instemming, waardoor man en vrouw zich wederzijds aan elkaar geven en elkaar wederzijds aanvaarden. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 817 Men veronderstelt dat de innerlijke instemming van de ziel overeenstemt met de woorden en tekenen die bij de huwelijksviering worden gebruikt. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 824. § 1
Alleen die huwelijken zijn geldig, die worden gevierd met een heilige ritus, d.w.z. in aanwezigheid en met de zegen van de plaatselijke hiërarch of pastoor van de plaats, of een priester die van een van hen de bevoegdheid heeft ontvangen om het huwelijk te zegenen. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 828. §§ 1 en 2 Het huwelijk kan geldig en geoorloofd worden gevierd ten overstaan van enkele getuigen, wanneer zonder ernstig ongemak geen priester die volgens het recht bevoegd is, aanwezig kan zijn of bereikt kan worden, of bij stervensgevaar, of wanneer naar verstandig oordeel voorzien wordt dat deze onmogelijkheid minstens een maand gaat duren. In dat geval is het passend om zo mogelijk een andere priester te vragen, ook al is deze niet katholiek, om het huwelijk te zegenen. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 832. § 1 en §2