Achilles kard. Silvestrini - 6 januari 1996
De conciliedocumenten, het Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) en herhaaldelijke gezagvolle verklaringen van het leergezag bevestigen de onvervreemdbare waarde van het eigen erfgoed van de Oosterse Kerken. 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) verklaart dat deze Kerken door beschikking van de goddelijke voorzienigheid - met behoud van de eenheid in het geloof en het ene goddelijke leven van de universele Kerk - beschikken over een eigen theologisch en spiritueel erfgoed, een eigen kerktucht en eigen liturgische gebruiken. 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Orientalium Ecclesiarum
Over de Oosterse Kerken
(21 november 1964) preciseert dat in deze Kerken de overlevering schittert die via de Vaders teruggaat op de apostelen, en die deel uitmaakt van het door God geopenbaarde en overgeleverde erfgoed van de universele Kerk.
Binnen de eenheid van het katholieke geloof drukt ieder erfgoed de verscheidenheid uit van de wijzen waarop zij zich manifesteert Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 39 De volheid van Gods mysterie openbaart zich stapsgewijs overeenkomstig de historische omstandigheden en de cultuur van volken, en vindt zijn uitdrukking in de wijzen van geloofsbeleving die eigen zijn aan elk van de Oosterse Kerken. Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 28