Achilles kard. Silvestrini - 6 januari 1996
Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) uit het Canoniek Wetboek van de Oosterse Kerken verklaart dat "de Christengelovigen verplicht zijn om op zondagen en voorgeschreven feesten deel te nemen aan de goddelijke liturgie of, volgens de voorschriften en de wettige gewoonte van de eigen Kerk sui iuris, door deelname aan de goddelijke lofprijzing". En §2 voegt er ter vervollediging aan toe: "om de Christengelovigen in staat te stellen deze verplichting gemakkelijker te vervullen, wordt bepaald dat de hiertoe nuttige tijd loopt vanaf de vespers van de vigilie tot aan het einde van de zondag of verplichte feestdag". Het Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) voorziet hiermee in de mogelijkheid, geïnspireerd door 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Orientalium Ecclesiarum
Over de Oosterse Kerken
(21 november 1964), om aan de zondagsplicht te voldoen door deelname aan de goddelijke liturgie of door deel te nemen aan de goddelijke lofprijzing. Deze mogelijkheid onderstreept het belang van de goddelijke lofprijzing en maakt in zekere zin de correcte viering ook concreet mogelijk op het juiste tijdstip, ook op zo'n wijze, dat de teksten volledig overeenstemmen met de tijd waarop de viering plaats vindt. De dagelijkse cyclus begint namelijk met de vespers, strekt zich uit over de nacht en bereikt dan zijn hoogtepunt in de ochtend met de viering van de goddelijke liturgie of de aanbieding (oblatie).
Wanneer men de verschillende delen van de goddelijke lofprijzing viert op tijdstippen die afwijken van die welke zijn voorzien in de volledige structuur van de tekst, bestaat het gevaar het evenwicht van de verschillende delen teniet te doen, en af te doen aan de volheid van het eucharistisch mysterie, waarvan ze de voorbereiding en voortzetting zijn. Een authentieke liturgische pastoraal zal de complexiteit van deze problematiek voor de geest moeten houden en zich niet beperken tot het eenvoudigweg nabootsen van de westerse praktijk. De voorschriften van de liturgische boeken, opgesteld volgens de authentieke tradities van de verschillende Kerken, moeten de directe bron vormen om gebruiken te herstellen.