Achilles kard. Silvestrini - 6 januari 1996
Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) bevestigt dat "overeenkomstig de traditie in de Oosterse Kerken de zalving met het heilig myron in verbinding met het doopsel of afzonderlijk wordt toegediend door de priester". En Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) preciseert: "alle priesters van de Oosterse Kerken kunnen het, ofwel verbonden met het doopsel, ofwel afzonderlijk, geldig toedienen aan alle Christengelovigen van om het even welke Kerk sui iuris, ook de Latijnse Kerk".
De Oosterse priesters dienen met de grootste discretie hun bevoegdheid te gebruiken om Latijnse gelovigen met heilig myron te zalven en ze dienen zich daarbij, indien mogelijk, in contact te stellen met de bevoegde hiërarchen van die Kerk. In de Latijnse Kerk wordt immers het vormsel gewoonlijk toegediend aan kinderen afzonderlijk aan het eind van een stapsgewijze catechese als onderdeel van de christelijke initiatie. De toediening van deze zalving (met heilig myron) aan Latijnse gelovigen die deze vorming niet hebben gehad, loopt gevaar schade te berokkenen aan het organisch geheel van de christelijke initiatie die in de Latijnse Kerk gebruikelijk is.
De Oosterse praktijk verschilt van de Latijnse, zoals geformuleerd in Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) waar verklaard wordt: "de gewone bedienaar van het vormsel is de bisschop", ook al kan het worden toegediend door een priester die deze faculteit bezit "krachtens het universeel recht of door een bijzondere toekenning door de bevoegde overheid". De Latijnse wetgeving die in andere omstandigheden is ontstaan, legt sterke nadruk op het door Ignatius van Antiochië uitgedrukte beginsel van de noodzakelijke eenheid van de Kerk en het presbyterium rond de bisschop. Vgl. H. Ignatius van AntiochiĆ«, Brief aan de EfesiĆ«rs, Epistula ad Ephesios. III-IV: Sources chrétiennes 10A, 60-62 Dit aspect komt in de Oosterse traditie tot uitdrukking in de wijding van het heilig myron, die is voorbehouden enkel aan de bisschop of naar de normen van het particuliere recht ook enkel aan de patriarch Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 693, die deze wijding met grote plechtigheid viert. Dit toekennen aan de patriarch laat de gemeenschapsband zien die bestaat binnen de Kerken sui iuris en elke particuliere eparchie overstijgt. Men dient wat dit betreft de oude tradities trouw te bewaren.