• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
De onderlinge band tussen de initiatiesacramenten

Een aanduiding voor het verschil tussen het Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991)
, en zowel veelvuldige gebruiken als de particuliere wetgeving van de laatste eeuwen is de bevestiging van het directe verband tussen de drie sacramenten van de christelijke initiatie, die ook moet blijken uit de manier waarop ze gevierd worden. De initiatie is feitelijk één enkele en ondeelbare viering van het binnentreden in het leven van Christus en in de gemeenschap die leeft in Hem. Dit binnentreden dat begint met de eerste oproep om te geloven, vindt zijn hoogtepunt in het Paasmysterie van Christus, in de dood van Hem in wie wij worden ondergedompeld om ons te doen opstaan in zijn verrijzenis, waardoor wij kinderen van God worden en tempel van de Geest. "Gezalfd" door de Geest voor het werk van het Koninkrijk, worden wij aldus in staat gesteld om deel te nemen aan de maaltijd van het Koninkrijk. Dit is de beweegreden voor canon 695 en 697 die voorschrijven dat de drie sacramenten van het doopsel, de zalving met het heilig myron en de heilige communie gezamenlijk worden toegediend of minstens kort na elkaar.

Volgens de op het Nieuwe Testament geïnspireerde leer en praktijk van de oude Kerk, aanvaardde de gelovige die de Geest van de Verrezene als eschatologische gave ontving, dat diezelfde Geest in hem of haar de gelijkvormigheid tot stand zou brengen met Christus, de Heer. De hergeboorte door het doopsel tot gerechtvaardigde, verloste en geheiligde kinderen van God en erfgenamen van het Koninkrijk bewerkte de volledige opname in het volk van God. Het hoogste "teken" van deze voltrekking was de toelating tot de maaltijd van het Koninkrijk. Zo'n ondeelbaar sacrament werd noodzakelijkerwijs toegediend met de grootste coherentie, en wel in de context van één enkele viering.

Vanaf dat moment was de gelovige dan ook zonder uitzondering voorzien van alle titels en functies, die hoorden bij zijn geboorte tot het nieuwe leven in Christus en in de Geest. Vgl. Rom. 8, 9 Daarom was er één enkele viering, want het betreft het ene, ondeelbare werk van de Geest van de Vader en van de Zoon. Dit gebruik werd gepraktiseerd in het leven van alle Kerken uit de eerste eeuwen. Vgl. H. Hippolytus, Traditio Apostolica. (Sources chrétiennes 11) rond het jaar 217 vgl. ook de doopcatecheses van de Kerkvaders van Oost en West en de daarop volgende mystagogische catecheses.

Om historische en culturele redenen werd deze praktijk losgelaten door de westerse Kerk en de doopinitiatie werd nu toegediend aan kinderen op verschillende opeenvolgende ogenblikken. In het Oosten bleef de oude gewoonte daarentegen onaangetast en ononderbroken bewaard. Deze band is zo sterk, dat men in niet weinig gevallen onder de term 'doopsel' gewoonlijk de drie fasen van de christelijke initiatie verstaat, en in veel euchologische manuscripten en gedrukte uitgaven wordt die term er dan ook voor gebruikt.

In verschillende Oosters-Katholieke Kerken veranderde deze praktijk in de laatste eeuwen ten gevolge van druk van buitenaf. Daarbij baseerde men zich op de geestelijke en pastorale betekenis die men ontleende aan de Latijnen. Dit is begrijpelijk, maar vreemd aan een organische ontwikkeling, en niet in lijn met de eigen dynamiek van het Oosterse erfgoed. Daar waar de traditionele praktijk verloren is gegaan, zal de toepassing van de normen die het Wetboek in dezen voorschrijft, een ware hervorming vereisen, analoog met wat de 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963)
eist van de Latijnse liturgie. Zonder overhaast te werk te gaan, zal allereerst een grondige bestudering van de oude praktijk moeten plaatsvinden vanuit manuscripten en gedrukte teksten over dit onderwerp, zoals opgesteld door Oosterse katholieken alsmede orthodoxen. Men zal eveneens rekening houden met de nog in gebruik zijnde praktijk van de orthodoxen. Tevens dient men te zorgen voor de noodzakelijke vorming, zodat de motiveringen begrepen kunnen worden door iedereen: clerus, theologen en het Christenvolk. Bij de invoering van de herstelde praktijk mag men de noodzakelijke en stapsgewijze catechese van de pasgeïnitieerde kinderen niet verwaarlozen, van zodra zij in staat zijn om de geloofsmysteries te begrijpen totdat zij de rijpheid hebben bereikt. De deelname van kinderen aan de liturgische vieringen op regelmatige, maar misschien kortstondige ogenblikken is al op zichzelf een kostbaar element van catechese. Want daardoor worden zij concreet binnengeleid in het leven van de Kerk door een initiatie die misschien minder notioneel of rationeel, maar wel effectief is, en worden zij opgenomen in een vierende omgeving waar de gestelde gebaren hen echt binnenleiden in de onzichtbare werkelijkheid. Dit hele proces vraagt ook om creativiteit, zodat de nieuwe praktijk een passende plaats krijgt in het hedendaagse leven. Dit is geen gemakkelijke onderneming, maar ze is onontbeerlijk om het eigen erfgoed werkelijk te laten herleven ten bate van de universele Kerk.

Document

Naam: INSTRUCTIE OVER DE TOEPASSING VAN DE LITURGISCHE VOORSCHRIFTEN UIT CANONIEK WETBOEK VAN DE OOSTERSE KERKEN
Soort: Congregatie voor de Oosterse Kerken
Auteur: Achilles kard. Silvestrini
Datum: 6 januari 1996
Copyrights: © 2017, Beleidssector liturgie van de Nederlandse Bisschoppenconferentie / Nationale Raad voor Liturgie
Liturgische Documentatie, dl. 14, p. 9-108
Bewerkt: 1 september 2021

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test