Achilles kard. Silvestrini - 6 januari 1996
Vanuit de bekommernis om de kostbare Oosterse tradities te behouden en tot bloei te laten komen, "bevestigt, handhaaft en prijst de heilige oecumenische kerkvergadering de bestaande tucht betreffende de sacramenten alsmede de praktijk inzake hun viering en toediening, en zij wenst, dat deze, indien dat nodig is, hersteld worden?". De 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Orientalium Ecclesiarum
Over de Oosterse Kerken
(21 november 1964) geven nadere, meer urgente voorschriften die als model kunnen en moeten dienen voor de criteria die men in andere gevallen dient te gebruiken. Dit is in ieder geval al gedeeltelijk verwezenlijkt met betrekking tot het gemeenschappelijke recht in het Canoniek Wetboek van de Oosterse Kerken, maar moet vooral op particulier niveau nog verder worden gepreciseerd door het gezag van de verschillende Kerken sui iuris.
Het Concilie beperkt zich niet tot het handhaven en prijzen van de oude kerktucht die in de Oosterse Kerken van kracht is, maar zij verlangt dat deze ook wordt hersteld, daar waar ze verzwakt is. Daarom moeten de verschillende Kerken sui iuris bij de herziening van bun eigen recht rekening houden met dit verlangen en op moedige, maar ook verstandige wijze stap voor stap de elementen herstellen die verloren zijn gegaan. Indien nodig kan dit een verandering met zich meebrengen in de praxis en het recht van meest recente datum, in het geval dat deze in tegenspraak zijn met de vastgestelde beginselen, - zelfs als het zou gaan om besluiten van synodes of wanneer men afstand zou moeten nemen van aanwijzingen van dicasteries van de Apostolische Stoel, die in andere tijden en om uiteenlopende redenen zijn gegeven.