Paus Pius XII - 2 juni 1945
De naties, in het bijzonder de middelgrote en kleine, eisen dat zij hun eigen lot in handen mogen nemen. In het belang van de algemene vooruitgang kunnen zij er toe gebracht worden om met volle instemming van hun kant verplichtingen op zich te nemen, die hun soevereine rechten wijzigen. Maar nadat zij hun deel, een ruim deel van de offers hebben gebracht om het systeem van brutaal geweld te vernietigen, hebben zij het recht te weigeren zich een nieuw politiek of cultureel systeem te laten opleggen, dat de over- grote meerderheid van hun volkeren beslist afwijst.
Zij geloven terecht, dat de voornaamste taak van de organisatoren van de vrede hierin bestaat, een eind te maken aan het misdadig spel van de oorlog en de vitale rechten en wederzijdse plichten van groten en kleinen, machtigen en zwakken te beschermen.
De volkeren voelen in het diepst van hun geweten, dat hun regeerders het vertrouwen zouden verliezen, als zij op de dolle waanzin van de hegemonie van de macht niet een overwinning van het recht lieten volgen. Het denkbeeld van een nieuwe organisatie van de vrede is ontsproten aan de meest oprechte en loyale bedoelingen, daaraan kan niemand twijfelen. Heel de mensheid volgt met angstige spanning de ontwikkeling van deze edele onderneming. Wat bittere ontgoocheling zou het zijn, als ze zou mislukken, als al die jaren van lijden en ontbering vruchteloos zouden blijken, doordat men opnieuw de geest van onderdrukking laat triomferen, waarvan de wereld hoopte zich eindelijk voor goed bevrijd te zien. Arme wereld, waarop men dan het woord van Jezus zou kunnen toepassen: de nieuwe toestand is erger geworden dan die, waaraan ze zo moeizaam was ontkomen. Vgl. Lc. 11, 24-26