
Paus Franciscus - 13 juni 2017
“Kinderen, wij moeten niet liefhebben met woorden en leuzen, maar met concrete daden” (1 Joh. 3, 18). Deze woorden van de apostel Johannes brengen een opdracht tot uitdrukking die geen enkele christen mag negeren. De ernst waarmee de “beminde leerling” het gebod van Jezus tot aan onze dagen doorgeeft, wordt nog meer benadrukt door de tegenstelling waarop dit wijst tussen de “holle woorden” die wij vaak in de mond nemen, en de concrete daden waaraan wij geroepen zijn ons te meten. De liefde duldt geen alibi: wie wil liefhebben zoals Jezus heeft liefgehad, moet zich zijn voorbeeld eigen maken, vooral wanneer men geroepen is de armen lief te hebben. De wijze waarop de Zoon van God liefheeft, is welbekend en Johannes herinnert eraan in duidelijke bewoordingen. Zij is gebaseerd op twee dragende pijlers: God heeft als eerste liefgehad Vgl. 1 Joh. 4, 10.19 en Hij heeft liefgehad door zichzelf geheel te geven, tot en met zijn eigen leven. Vgl. 1 Joh. 3, 16
Een dergelijke liefde mag niet zonder antwoord blijven. Ook al is zij van één kant gekomen, dat wil zeggen zonder ook maar iets in ruil ervoor te vragen, toch zet zij het hart zozeer in vuur en vlam dat ieder zich ertoe aangezet voelt om haar te beantwoorden ondanks eigen beperkingen en zonden. En dit is mogelijk, als de genade van God, zijn barmhartige liefde wordt ontvangen, voor zover mogelijk, in ons hart, zodat zij onze wil en ook onze gevoelens beweegt tot liefde voor God zelf en voor de naaste. Zo kan de barmhartigheid die om zo te zeggen opwelt uit het hart van de Drie-eenheid, ons leven in beweging zetten en medelijden en werken van barmhartigheid voortbrengen voor de broeders en zusters die in nood verkeren.
“Die roepen in nood, naar hen luistert de Heer” (Ps. 34, 7, hier staat letterlijk: “Deze arme riep en de Heer luisterde naar hem” red.). De Kerk heeft van oudsher het belang van zo’n kreet begrepen. Wij hebben vanaf de eerste bladzijden van de Handelingen van de apostelen een groot getuigenis hiervan, daar waar Petrus vraagt om zeven mannen “vol van geest en wijsheid” (Hand. 6, 3) te kiezen om de dienst van de hulp aan de armen op zich te nemen. Dit is zeker een van de eerste tekenen waarmee de Christengemeente zich presenteerde op het wereldtoneel: de dienst aan de armsten. Dit alles was voor haar mogelijk, omdat zij had begrepen dat het leven van de leerlingen van Jezus tot uitdrukking moest komen in een zodanige broederschap en solidariteit dat die beantwoordden aan het belangrijkste onderricht van de Meester, die had verkondigd dat de armen zalig en erfgenamen van het Rijk der hemelen Vgl. Mt. 5, 3 zijn.
“Zij waren gewoon hun bezittingen en goederen te verkopen en die onder allen te verdelen naar ieders behoefte” (Hand. 2, 45). Deze uitdrukking laat duidelijk de levendige bezorgdheid van de eerste Christenen zien. De evangelist Lucas, de gewijde auteur die meer dan ieder ander ruimte heeft gemaakt voor de barmhartigheid, bedrijft in het geheel geen retoriek, wanneer hij de praktijk van het samen delen van de eerste gemeenschap beschrijft. Integendeel, wanneer hij hierover vertelt, wil hij tot de gelovigen van iedere generatie, en dus ook tot ons, spreken om ons te steunen in het getuigenis en ons handelen ten gunste van de meest behoeftigen aan te moedigen. Hetzelfde onderricht wordt met evenveel overtuiging gegeven door de apostel Jacobus, die in zijn brief krachtige en indringende uitdrukkingen gebruikt: “Luistert, lieve broeders: heeft God niet de armen naar de wereld uitverkoren om rijk te zijn in het geloof en erfgenamen van het koninkrijk dat Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben. Maar gij hebt de arme veracht. Zijn het niet de rijken die u onderdrukken en u voor de rechtbank slepen? [...] Broeders, wat baat het een mens dat hij geloof heeft, als hij geen daden kan laten zien? Kan zo’n geloof hem soms redden? Stel dat een broeder of zuster geen kleren heeft en niets om te eten, en iedereen van u zou zeggen: ‘Geluk ermee! Houd u warm en eet maar goed,’ en hij zou niets doen om in hun stoffelijke nood te voorzien - wat heeft dat voor zin? Zo is ook het geloof, op zichzelf genomen, zonder zich in daden te uiten, dood” (Jak. 2, 5-6.14-17).
Er zijn echter momenten geweest dat de christenen niet volledig hebben geluisterd naar deze oproep door zich te laten besmetten met een wereldse mentaliteit. Maar de Heilige Geest heeft niet opgehouden hen eraan te herinneren de blik strak gericht te houden op het wezenlijke. Hij heeft immers mannen en vrouwen doen opstaan die op verschillende wijzen hun leven hebben aangeboden ten dienste van de armen. Hoeveel bladzijden geschiedenis zijn er in deze tweeduizend jaar geschreven door Christenen die in alle eenvoud en nederigheid en met de edelmoedige fantasie van de naastenliefde hun armste broeders en zusters hebben gediend!
Onder hen valt vooral het voorbeeld van Franciscus van Assisi op, dat door talrijke andere heilige mannen en vrouwen in de loop der eeuwen is gevolgd. Hij stelde zich niet tevreden met de lepralijders te omarmen en hun een aalmoes te geven, maar hij besloot naar Gubbio te gaan om bij hen te zijn. Hijzelf zag in deze ontmoeting de omslag van zijn bekering: “Toen ik in zonde leefde, leek het mij te bitter lepralijders te zien en de Heer zelf bracht mij onder hen en betoonde hun barmhartigheid. En toen ik mij van hen verwijderde, werd wat mij bitter leek, bij mij veranderd in zachtheid van ziel en lichaam”. H. Franciscus van Assisi, Testamentum. 1-3: FF 110 Dit getuigenis laat de omvormende kracht zien van de naastenliefde en de levensstijl van de Christenen.
Laten wij niet aan de armen denken als alleen maar degenen voor wie eenmaal per week het vrijwilligerswerk iets goeds moet doen of nog minder: degenen voor wie geïmproviseerde gebaren van goede wil moeten worden gemaakt om het geweten gerust te stellen. Deze ervaringen, hoe goed en nuttig ook om te sensibiliseren voor de noden van zoveel broeders en zusters en de ongerechtigheden die vaak de oorzaak ervan zijn, zouden moeten leiden tot een ware ontmoeting met de armen en ruimte moeten maken voor een samen delen dat een levensstijl wordt. In feite is het zo: het gebed, de weg van het leerlingschap en de bekering vinden in de naastenliefde die samen delen wordt, de bevestiging van hun evangelische authenticiteit. En uit deze levensstijl komen vreugde en gemoedsrust voort, omdat wij met onze eigen handen het vlees van Christus aanraken. Als wij werkelijk Christus willen ontmoeten, is het noodzakelijk dat wij zijn lichaam aanraken in het gewonde lichaam van de armen als antwoord op de sacramentele Communie, ontvangen in de eucharistie. Het Lichaam van Christus, gebroken in de heilige Eucharistie, laat zich door de gedeelde naastenliefde terugvinden in het gelaat en de persoon van de zwakste broeders en zusters. Nog steeds klinken de woorden van de heilige bisschop Chrysostomus actueel:
“Als u het lichaam van Christus wilt eren, veracht het dan niet, wanneer het naakt is; eert de eucharistische Christus niet met zijden paramenten, terwijl u deze andere Christus die door koude en naaktheid wordt gekweld, buiten de tempel verwaarloost”. H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Mattheüs, In Matthaeum Homilia. 50,3: PG 58
Wij zijn daarom geroepen de hand uit te steken naar de armen, hen te ontmoeten, hen in de ogen te kijken, hen te omarmen om hun de warmte van de liefde die de cirkel van eenzaamheid verbreekt, te laten voelen. Hun hand die naar ons wordt uitgestoken, is ook een uitnodiging om buiten onze zekerheden en ons gemak te treden en de waarde te erkennen die de armoede op zich vormt.
Laten wij niet vergeten dat voor de leerlingen van Christus de armoede vóór alles een roeping is om de arme Jezus te volgen. Het is een weg achter Hem aan en met Hem, een weg die leidt naar de zaligheid van het Rijk der hemelen. Vgl. Mt. 5, 3 Vgl. Lc. 6, 20 Armoede betekent een nederig hart dat de eigen toestand van een beperkt en zondig schepsel weet te aanvaarden om de verleiding van almacht te overwinnen, die de illusie wekt onsterfelijk te zijn. Armoede is een houding van het hart die verhindert aan geld te denken, aan een carrière, aan luxe als levensdoel en voorwaarde voor geluk. Het is juist de armoede die de voorwaarden schept om ondanks de eigen beperktheden de persoonlijke en maatschappelijke verantwoordelijkheden vrij op zich te nemen in vertrouwen op de nabijheid van God en gesteund door zijn genade. Armoede in deze zin is de maatstaf die het mogelijk maakt een juist gebruik van materiële goederen in te schatten en ook op een niet egoïstische en bezitterige wijze banden en gevoelens te beleven. Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2545
Laten wij ons daarom het voorbeeld van de heilige Franciscus, getuige van een echte armoede, eigen maken. Juist omdat hij de ogen op Christus gericht hield, wist hij Hem te herkennen en te dienen in de armen. Als wij daarom onze doeltreffende bijdrage willen aanbieden voor een verandering van de geschiedenis door een ware ontwikkeling tot stand te brengen, is het noodzakelijk dat wij luisteren naar de kreet van de armen en ons ervoor inzetten hen uit hun toestand van marginalisering te halen. Tegelijkertijd herinner ik de armen die in onze steden en gemeenschappen leven, eraan niet de zin voor de evangelische armoede te verliezen die zij in hun leven met zich meedragen.
Terwijl wij in onze dagen steeds meer de onbeschaamde rijkdom zien die zich opstapelt in de handen van enkele bevoorrechten, en die vaak gepaard gaat met illegaliteit en krenkende uitbuiting van de menselijke waardigheid, zien we helaas de aanstootgevende verbreiding van de armoede in heel de wereld in grote sectoren van de maatschappij. Ten opzichte van dit scenario kan men niet werkeloos blijven en nog minder hierin berusten. Het is nodig om met een nieuwe visie te antwoorden op de armoede die de ondernemingsgeest van zoveel jongeren belemmert en hen verhindert werk te vinden, op de armoede die de zin voor verantwoordelijkheid afstompt en ertoe leidt de voorkeur te geven aan afschuiven en het zoeken naar privileges, op de armoede die de gemeenschappelijke bronnen vergiftigt en de ruimte voor professionaliteit beperkt en zo afbreuk doet aan de verdienste van wie werkt en produceert.
Al deze armen - zoals de zalige Paulus VI graag zei - behoren “door evangelisch recht” tot de Kerk H. Paus Paulus VI, Toespraak, Bij de opening van de tweede zitting van het Tweede Vaticaans Concilie, Salvete (29 sept 1963), 59 en verplichten tot een fundamentele keuze voor hen. Zalig daarom de handen die zich openen om de armen te ontvangen en hun te hulp te komen: het zijn de handen die hoop brengen. Zalig de handen die iedere barrière van cultuur, godsdienst en nationaliteit overwinnen door olie van vertroosting op de wonden van de mensheid te gieten. Zalig de handen die zich openen zonder iets in ruil daarvoor te vragen, zonder “als”, zonder “maar”, en zonder “misschien”: het zijn handen die op broeders en zusters de zegen van God doen neerdalen.
Ik nodig heel de Kerk en de mannen en vrouwen van goede wil uit op deze dag hun blik gericht te houden op allen die hun handen uitstrekken en om hulp schreeuwen en om onze solidariteit vragen. Het zijn onze broeders en zusters, geschapen en bemind door de ene hemelse Vader. Deze Dag wil op de eerste plaats de gelovigen ertoe aan zetten te reageren op de wegwerpcultuur en de cultuur van verspilling door zich de cultuur van de ontmoeting eigen te maken. Tegelijkertijd is de uitnodiging gericht tot allen, tot welke godsdienst zij ook behoren, om zich open te stellen voor het samen delen met de armen in iedere vorm van solidariteit, als concreet teken van broederschap. God heeft voor allen hemel en aarde geschapen; het zijn helaas de mensen die grenzen, muren en omheiningen hebben opgericht en daarmee de oorspronkelijke gave, die bestemd was voor de mensheid zonder enige uitsluiting, hebben verdraaid.
Laten wij op deze zondag, als er armen in onze wijk leven die bescherming en hulp zoeken, tot hen naderen: het zal een gunstig ogenblik zijn om de God die wij zoeken, te ontmoeten. Laten wij hen overeenkomstig de leer van de Schrift (Gen. 18, 3-5)(Heb. 13, 2) als bevoorrechte gasten aan onze tafel ontvangen; zij zullen leermeesters kunnen zijn die ons helpen het geloof op een consequentere wijze te beleven. Met hun vertrouwen en bereidheid om hulp te ontvangen laten zij ons op een sobere en vaak vreugdevolle wijze zien, hoe doorslaggevend het is te leven van de essentie en ons te verlaten op de voorzienigheid van de Vader.
Laat aan de zovele concrete initiatieven die men op deze Dag zal kunnen verwezenlijken, steeds het gebed ten grondslag liggen. Laten wij niet vergeten dat het Onze Vader het gebed van de armen is. Het vragen om brood brengt immers tot uitdrukking het vertrouwen op God voor de eerste behoeften van ons leven. Alles wat Jezus ons heeft geleerd met dit gebed, wordt door de kreet van wie lijdt onder de ongewisheid van het bestaan en het gebrek aan het noodzakelijke, tot uitdrukking gebracht en samengevat. Aan de leerlingen die Jezus vroegen hen te leren bidden, heeft Hij geantwoord met de woorden van de armen die zich richten tot de ene Vader in wie allen zich als broeders en zusters herkennen. Het Onze Vader is een gebed dat zich in het meervoud uitdrukt: het brood dat men vraagt is “ons brood”, en dat brengt samen delen, deelname en gemeenschappelijke verantwoordelijkheid met zich mee. In dit gebed erkennen wij allen de eis iedere vorm van egoïsme te overwinnen om te naderen tot de vreugde van wederzijdse opvang.
Ik vraag aan mijn broeders in het bisschopsambt, de priesters, de diakens - die als roeping de zending hebben van de ondersteuning van de armen -, aan de gewijde personen, de verenigingen, de bewegingen en aan de uitgestrekte wereld van het vrijwilligerswerk om zich ervoor in te zetten dat met deze Werelddag van de Armen een traditie wordt ingesteld die een concrete bijdrage is aan de evangelisatie in de wereld van vandaag.
Moge deze nieuwe Werelddag een sterke oproep aan ons gelovig geweten zijn om steeds meer ervan overtuigd te zijn dat delen met de armen het ons mogelijk maakt het Evangelie in zijn diepste waarheid te begrijpen. De armen zijn geen probleem: zij zijn een bron waaruit men kan putten om de essentie van het evangelie te aanvaarden en te beleven.
Uit het Vaticaan, 13 juni 2017
Gedachtenis van de Heilige Antonius van Padua
Franciscus