Paus Benedictus XVI - 2 oktober 2005
Lezingen 27e zondag door het Jaar (A)
Jes. 5, 1 - 7
Fil. 4, 6 - 9
Mt. 21, 33 - 43
De lezing uit de profeet Jesaja en het Evangelie van deze dag houden ons een van de grote beelden voor uit de heilige Schrift: het beeld van de wijngaard. Het brood stelt in de heilige Schrift al datgene voor dat de mens nodig heeft voor zijn dagelijks leven. Het water geeft vruchtbaarheid aan de aarde: het is de fundamentele gave die het leven mogelijk maakt. Maar de wijn drukt het voortreffelijke van de schepping uit, geeft ons het feest waarin wij de grenzen van het alledaagse overstijgen: de wijn "verblijdt het hart". Zo is de wijn en daarmee ook de wijngaard beeld geworden van de gave van de liefde, waarin wij enige ervaring kunnen opdoen van de smaak van het goddelijke. De lezing van de profeet die wij zojuist hebben beluisterd, begint dan ook als een liefdeslied: God heeft zich een wijngaard geschapen - beeld van zijn liefdesgeschiedenis met de mensheid, van zijn liefde voor Israël dat Hij zich heeft uitverkoren.
De eerste gedachte van de lezingen van vandaag is daarom deze: God heeft de mens, die hij naar zijn beeld geschapen heeft, het vermogen ingestort om lief te hebben, en daarmee ook het vermogen om Hem zelf lief te hebben, zijn Schepper. Met het liefdeslied van de profeet Jesaja wil God tot het hart spreken van zijn volk - en ook tot ieder van ons. "Ik heb je naar mijn beeld en gelijkenis geschapen," zegt Hij tot ons. "Zelf ben Ik de liefde, en jij bent mijn beeld in de mate dat in jou de glans van de liefde straalt, in de mate waarin je mijn liefde beantwoordt." God wacht op ons. Hij wil door ons bemind worden: zou een dergelijk appèl ons hart niet moeten raken? Juist in dit uur waarin wij de Eucharistie vieren en waarin wij een begin maken met de Synode over de Eucharistie, komt Hij ons tegemoet, komt Hij mij tegemoet. Zal Hij antwoord krijgen? Of gebeurt met ons wat met de wijngaard gebeurde, waarvan God bij Jesaja zegt: "Hij hoopte op druiven, maar de wijngaard gaf enkel wilde vruchten"? Of is ons christelijk leven niet dikwijls veeleer azijn dan wijn? Zelfmedelijden, conflict en onverschilligheid?
Daarmee zijn we als vanzelf bij de tweede grondgedachte van de lezingen van vandaag. Zij spreken vóór alles van de goedheid van wat God geschapen heeft en over de grootsheid van de uitverkiezing waarmee Hij ons zoekt en liefheeft. Maar vervolgens spreken ze ook over wat er daarna gebeurd is - over het tekortschieten van de mens. God had uitgelezen wingerden geplant en toch groeiden er wilde druiven aan. Waarin bestaan die wilde druiven? De goede vruchten waar God op hoopte, zouden - zo zegt de profeet - hebben bestaan in rechtvaardigheid en gerechtigheid. De wilde druiven daarentegen zijn geweld, bloedvergieten en onderdrukking, die de mensen doen zuchten onder het juk van de onrechtvaardigheid. In het evangelie verandert het beeld: de wijngaard draagt goede vrucht, maar de pachters houden het voor zichzelf en zijn niet van zin deze aan de eigenaar te geven. Ze mishandelen en doden zijn boodschappers en doden zijn Zoon. Hun motief is eenvoudig: ze willen zelf eigenaar zijn; zij nemen bezit van wat hun niet toebehoort. In het Oude Testament is er op de eerste plaats de beschuldiging van de aantasting van de sociale gerechtigheid, van het verachten van de mens door de mens. Maar op de achtergrond wordt echter duidelijk dat met de verachting van de Thora, van het recht dat God gegeven heeft, God zelf veracht wordt; men wil alleen van de eigen macht genieten. Dit aspect krijgt in de gelijkenis van Jezus alle aandacht: de pachters willen geen eigenaar boven zich - en deze pachters vormen ook voor ons een spiegel. Wij mensen, aan wie de schepping om zo te zeggen verpacht is, misbruiken haar. Wij willen er zelf en alleen heer en meester over zijn. Wij willen de wereld en ons eigen leven bezitten zonder dat ons daarbij grenzen gesteld zijn. God is ons daarbij een sta in de weg. Men maakt van Hem ofwel een eenvoudige devote frase of Hij wordt volledig genegeerd, uit het publieke leven gebannen, zodat hij iedere betekenis verliest. De tolerantie die om zo te zeggen God als privé mening toelaat, maar Hem de toegang ontzegt tot het publieke domein, tot de werkelijkheid van de wereld en van ons leven, is geen tolerantie maar hypocrisie. Waar echter de mens zich tot alleenheerser over de wereld maakt en tot eigenaar van zichzelf, kan geen rechtvaardigheid bestaan. Daar kan enkel de willekeur heersen van de macht en van de belangen. Zeker, men kan de Zoon de wijngaard uitjagen en Hem doden om egoïstisch alleen zelf te genieten van de vruchten van de aarde. Maar dan verandert de wijngaard al gauw in een verwilderd stuk land, "omgewoeld door de wilde zwijnen" zoals de antwoordpsalm zegt (Ps. 80, 14).
Zo komen we bij het derde element uit de lezingen van vandaag. In het Oude zowel als in het Nieuwe Testament, kondigt de Heer aan de ontrouwe wijngaard het oordeel aan. Het oordeel dat Jesaja voorzag voltrok zich in de grote oorlogen en ballingschappen door toedoen van de Assyriërs en Babyloniërs. Dat oordeel dat de Heer Jezus aankondigde heeft vooral betrekking op de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70. Maar de dreiging van het oordeel gaat ook ons aan, de Kerk in Europa, Europa en het Westen in het algemeen. Door dit evangelie roept de Heer ook in onze oren luid de woorden die Hij in de Apokalyps richtte tot de Kerk van Efeze: "Als gij u niet bekeert, zal ik naar u toe komen, en neem uw luchter van zijn plaats" (Openb. 2, 5). Ook ons kan het licht ontnomen worden, en we doen er goed aan deze waarschuwing in heel haar ernst in onze ziel te laten weerklinken, terwijl tegelijkertijd tot de Heer roepen: "Kom ons te hulp bij onze bekering. Geef aan ons allen de genade van een waarachtige vernieuwing. Laat niet toe dat uw licht in ons midden dooft! Versterk ons geloof, onze hoop en onze liefde, opdat wij goede vruchten kunnen dragen!"
Op dit punt komt in ons de vraag op: "Maar is er dan geen enkele belofte, geen enkel woord van troost in de lezing en de evangeliebladzijde van vandaag? Is de dreiging het laatste woord?" Nee! De belofte is er wel degelijk, en vormt het laatste en wezenlijke woord. We horen het in het alleluia-vers, dat ontleend is aan het evangelie van Johannes: "Ik ben de wijnstok, gij de ranken. Wie blijft in Mij en Ik in hem, draagt veel vrucht" (Joh. 15, 5). Met deze woorden van de Heer maakt Johannes ons duidelijk wat de uiteindelijke en ware afloop is van het verhaal van de wijngaard van God. Gods kracht schiet niet tekort. Aan het eind wint Hij, wint de liefde. Een versluierde zinspeling is al aanwezig in de gelijkenis van de wijngaard zoals die door het evangelie van vandaag wordt voorgehouden en in de slotwoorden ervan. Ook daar is de dood van de Zoon niet het einde van het verhaal, ook al wordt dat niet rechtstreeks verteld. Maar Jezus brengt die dood ter sprake middels een nieuw beeld dat aan de psalm is ontleend: "De steen die de bouwlieden hebben afgekeurd, is juist de hoeksteen geworden" (Mt. 21, 42)(Ps. 118, 22). Aan de dood van de Zoon ontspringt het leven, vormt zich een nieuw gebouw, een nieuwe wijngaard. Hij die in Kana water in wijn veranderde, heeft zijn bloed omgevormd tot de wijn van de ware liefde, en vormt zo de wijn om tot in zijn bloed. In de zaal van het Avondmaal heeft Hij op zijn dood geanticipeerd en heeft Hij deze omgevormd tot de gave van zich zelf, in een act van radicale liefde. Zijn bloed is gave, is liefde, en is daardoor de ware wijn die de Schepper verwachtte. Op deze wijze is Christus zelf de wijnstok geworden, en deze wijnstok draagt altijd goede vrucht: de aanwezigheid van zijn liefde voor ons, die onverwoestbaar is.
Zo monden de gelijkenissen tenslotte uit in het mysterie van de Eucharistie, waarin de Heer ons het brood van het leven en de wijn van zijn liefde geeft en ons uitnodigt voor het feest van de eeuwige liefde. Wij vieren de Eucharistie in het besef dat de prijs ervan de dood van de Zoon was - het offer van zijn leven, dat in haar tegenwoordig blijft. Telkens als wij eten van dit brood en drinken uit deze beker, verkondigen wij de dood des Heren totdat Hij komt, zegt Paulus. Vgl. 1 Kor. 11, 26 Maar we weten ook dat aan deze dood het leven ontspringt, omdat Jezus haar in een act van liefde omvormde tot een offergebaar, en haar zo ten diepste veranderde: de liefde heeft de dood overwonnen. In de heilige Eucharistie trekt Hij vanaf het kruis ons tot zich (Joh. 12, 32) en doet ons ranken worden van de wijnstok die Hij zelf is. Als wij met hem verenigd blijven, dan zullen ook wij vrucht dragen, dan zal ook van ons niet langer de azijn komen van de zelfgenoegzaamheid, van het teleurstellen van God en zijn schepping, maar de goede wijn van de vreugde in God en van de liefde ten opzichte van de naaste. Bidden wij de Heer dat Hij ons zijn genade schenkt, opdat wij tijdens de drie weken van de Synode die wij op hiermee beginnen, niet alleen mooie dingen zeggen over de Eucharistie, maar vooral leven van haar kracht. Laten wij om deze gave bidden, dierbare Synodevaders, die ik van harte begroet, samen met de diverse Gemeenschappen waaruit U voortkomt en die U hier vertegenwoordigt, op voorspraak van Maria: dat wij volgzaam jegens de heilige Geest in staat mogen zijn de wereld te helpen om in Christus en met Christus de vruchtbare wijngaard van God te worden.
Amen.