
Paus Franciscus - 21 oktober 2016
Heren Kardinalen,
dierbare broeders Bisschoppen en Priesters,
broeders en zusters,
ik ontvang jullie met vreugde bij de afsluiting van jullie Congres, georganiseerd door de Congregatie voor de Clerus, en ik dank Kardinaal Beniamino Stella voor de vriendelijke woorden die hij tot mij richtte namens jullie allen.
Ik moet bekennen dat ik enkele gangbare uitdrukkingen van ons kerkelijk taalgebruik altijd met enige schroom gebruik: ‘roepingenpastoraal’ zou kunnen doen denken aan één van de vele sectoren van het kerkelijk handelen, aan een beleidsbureau en zelfs aan de uitwerking van een project. Ik zeg niet dat dit niet belangrijk is, maar het is veel meer dan dat: roepingenpastoraal is een ontmoeting met de Heer! Wanneer we Christus toelaten in ons leven, beleven we een beslissende ontmoeting die licht brengt in ons bestaan, die ons wegtrekt uit de bekrompenheid van ons klein wereldje en ons leerlingen doet worden die de Meester beminnen.
Niet toevallig hebben jullie als titel voor jullie congres gekozen: ‘Miserando atque eligendo’, het woord van Beda, de Eerbiedwaardige Vgl. H. Beda Venerabilis, Homilie, Homilia (1 jan 703), 21. Homilies 21; CCL 122, 149; Getijdenboek 21 september – Lezingendienst – lezing II. Jullie weten – ik heb het al meermaals gezegd – dat ik dit devies heb gekozen in herinnering aan mijn jeugdjaren waarin ik de roepstem van de Heer krachtig heb ervaren: het gebeurde niet na een conferentie of door een mooie theorie, maar doorheen een ervaring van de barmhartige blik van Jezus naar mij. Ik zeg jullie de waarheid: zo is het gegaan. Het is dus mooi dat jullie van vele kanten van de wereld naar hier zijn gekomen om na te denken over dit thema, maar laat alsjeblieft alles niet eindigen met een mooi congres! De roepingenpastoraal is de stijl van Jezus aanleren, die langsging in de plekken van het dagelijks leven, zonder haast halt hield en zijn broeders en zusters met barmhartigheid aankeek en hen voerde tot de ontmoeting met God, de Vader.
De evangelisten onderstrepen vaak een bijzonderheid in de zending van Jezus: Hij ging door de straten en ging op weg Vgl. Lc. 9, 51 , ‘Hij ging rond door alle steden en dorpen’ Vgl. Mt. 9, 35 en ontmoette het volk in hun lijden en hun verwachtingen. Hij is de ‘God met ons’ die leeft te midden van de huizen van zijn kinderen en hij is niet bevreesd om zich te begeven in de menigte van onze steden, waar Hij gist van nieuwheid wordt waar mensen strijden voor een ander leven. Ook in het gebeuren van de roeping van Matteüs treffen we datzelfde detail aan: eerst gaat Jezus opnieuw naar buiten om te verkondigen, dan ziet Hij Levi zitten bij het tolhuis, en tenslotte roept Hij hem. Vgl. Lc. 5, 27 We kunnen blijven stilstaan bij deze drie werkwoorden die de dynamiek van elke roepingenpastoraal aangeven: naar buiten gaan, zien, roepen.
Eerst en vooral: naar buiten gaan. De roepingenpastoraal heeft nood aan een Kerk die in beweging komt, die in staat is om de eigen grenzen te verbreden en ze niet in te perken in de bekrompenheid van menselijke berekeningen of in de angst om te mislukken, maar ze te meten naar de brede maat van het barmhartig hart van God. Er kan geen vruchtbaar zaad van roepingen zijn als we eenvoudigweg opgesloten blijven in het ‘gerieflijk pastoraal criterium’: ‘men heeft het altijd zo gedaan’, zonder ‘moedig en creatief deze taak op te nemen en opnieuw na te denken over de doelstelling, de structuren, de stijl en de evangelisatiemethodes van de eigen gemeenschappen’. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 33 We moeten leren wegtrekken uit onze starheden die ons onbekwaam maken om de vreugde van het Evangelie mee te delen, uit de gestandaardiseerde formules die vaak anachronistisch blijken te zijn, vanuit de vooraf vastgelegde analyses die het leven van de mensen vastleggen in koude schema’s. Wegtrekken uit dit alles.
Ik vraag het bovenal aan de pastorale verantwoordelijken in de Kerk, aan de Bisschoppen en de Priesters: jullie zijn de voornaamste verantwoordelijken van de christelijke roepingen en de roepingen tot het priesterschap, en deze opdracht kan niet verwezen worden naar een bureaucratische dienst. Ook jullie hebben een ontmoeting beleefd die jullie leven heeft veranderd, toen een andere priester – de pastoor, de biechtvader, de geestelijk begeleider – jullie de schoonheid van de liefde van God heeft doen ervaren. En zo is het ook voor jullie: door naar buiten te gaan en de jonge mensen te beluisteren – daar is geduld voor nodig! – kunnen jullie hen helpen om de bewegingen van hun hart te onderkennen en hun stappen te oriënteren. Het is droevig wanneer een priester enkel voor zichzelf leeft en zich opsluit in veilige vesting van de pastorie, van de sacristie of van de kleine groep van ‘getrouwen’. We zijn integendeel geroepen om herders te zijn te midden van het volk, die in staat zijn om een pastoraal van de ontmoeting te animeren en tijd te besteden aan het ontvangen en beluisteren van allen, in het bijzonder van de jongeren.
Ten tweede: zien. Naar buiten gaan en zien. Wanneer Hij door de straten ging, hield Jezus halt en kruiste hij de blik van de ander, zonder haast. Dat maakt zijn roepstem aantrekkelijk en fascinerend. Vandaag geven de haast en de snelheid van de prikkels waaraan wij onderworpen zijn, jammer genoeg niet veel ruimte aan de innerlijke stilte waarin de roepstem van de Heer weerklinkt. Menigmaal lopen we dit gevaar ook in onze gemeenschappen: pastores en pastorale medewerkers die gedreven zijn door haast en buitensporig bekommerd door de dingen die gedaan moeten worden, en die het gevaar lopen om te vervallen in een leeg activisme van alsmaar organiseren zonder erin te slagen om halt te houden voor een ontmoeting met de mensen. Het Evangelie daarentegen doet ons inzien dat de roeping begint met een blik van barmhartigheid die op mij gericht is. De term ‘miserando’ drukt tegelijkertijd uit de omhelzing van de ogen en van het hart. Zó heeft Jezus naar Matteüs gekeken. Deze ‘tollenaar’ zag tenslotte niet een blik van misprijzen of veroordeling, maar voelde zich van binnen bekeken met liefde. Jezus heeft de vooroordelen en de etiketten van het volk getrotseerd; hij heeft een nieuwe ruimte geopend waarbinnen Matteüs zijn eigen leven heeft kunnen herbekijken en een nieuwe weg heeft kunnen aanvatten.
Op die manier zou ik de stijl van de roepingenpastoraal willen overdenken. En – sta me toe – op dezelfde manier stel ik mij de blik van elke pastorale verantwoordelijke voor: aandachtig, niet gehaast, in staat om halt te houden en te lezen in de diepte, om binnen te treden in het leven van de andere zonder hem ooit het gevoel te geven dat hij bedreigd of veroordeeld wordt. De blik van de pastor is een blik die in staat is om verwondering voor het Evangelie op te wekken, om wakker te maken vanuit de sloomheid waarin de cultuur van consumptisme en oppervlakkigheid ons onderdompelt en om de vragen van waarachtig geluk op te wekken, vooral bij jongeren. Het is een blik van onderscheiding die de mensen begeleidt, zonder zich evenwel meester te maken van hun geweten en zonder de genade van God te willen beheersen. Het is tenslotte een blik die aandachtig en waakzaam is, en juist daarom altijd geroepen om zich voortdurend uit te zuiveren. En wanneer het gaat om de roepingen tot het priesterschap en het intreden in het Seminarie, vraag ik jullie om de onderscheiding te verrichten in de waarheid, met een blik die bedachtzaam en behoedzaam is, zonder lichtzinnigheid of oppervlakkigheid. Ik zeg het in het bijzonder aan de broeders Bisschoppen: waakzaamheid en behoedzaamheid. De Kerk en de wereld hebben nood aan gerijpte en evenwichtige priesters, aan moedige en edelmoedige pastores, die in staat zijn tot nabijheid, luisteren en barmhartigheid.
Naar buiten gaan, zien, en als derde handeling, roepen. Het is het typische werkwoord van de christelijke roeping. Jezus houdt geen lange redevoeringen, Hij ontwerpt geen programma dat men moet aanhangen, Hij doet niet aan proselitisme en reikt geen vooraf klaargemaakte antwoorden aan. Wanneer Hij zich richt tot Matteüs, beperkt Hij zich tot de woorden: ‘Volg Mij!’ Op die manier wekt Hij in hem de fascinerende ervaring van een nieuw doel in het leven te ontdekken en opent Hij zijn leven voor een ‘plaats’ die veel verder reikt dan het kleine kantoortje waar hij zat. Het is het verlangen van Jezus om mensen op weg te doen gaan, om hen te doen opstaan van een dodelijke honkvastheid, om de illusie te doorbreken dat men gelukkig kan leven door gemakzuchtig te blijven zitten binnen de eigen zekerheden.
Dit verlangen om op zoek te gaan, dat jonge mensen vaak drijft, is de schat die de Heer in onze handen legt en die we moeten verzorgen, cultiveren en doen ontbloeien. Laten we kijken naar Jezus die voortgaat langs de oevers van het bestaan en toch zich laat kennen in het verlangen van degene die zoekt, in de ontgoocheling van een nacht met een slechte visvangst, in de hevige dorst van een vrouw die aan een put water komt putten, of in de sterke behoefte om anders te gaan leven. Zo kunnen ook wij – in plaats van het geloof te herleiden tot een receptenboek of een geheel van normen die onderhouden moeten worden – de jongeren helpen om zich de juiste vragen te stellen, om zich op weg te begeven en de vreugde van het Evangelie te ontdekken.
Ik weet goed dat jullie geen gemakkelijke opdracht hebben en dat – ondanks een edelmoedige inzet – de resultaten heel vaak beperkt kunnen zijn en wij het gevaar lopen gefrustreerd en ontmoedigd te geraken. Maar als we ons niet laten opsluiten in klaagzangen en voortgaan om ‘naar buiten te gaan’ om het Evangelie te verkondigen, zal de Heer aan onze zijde blijven en ons de moed geven om de netten uit te werpen ook wanneer we moe zijn en ontgoocheld omdat we geen vissen gevangen hebben.
Vooral aan de Bisschoppen en de Priesters zou ik willen zeggen: volhard erin jullie tot ‘nabijen’ te maken, in de nabijheid die de synkatabasis Synkatabasis: Gr. Letterlijk: ‘naar beneden gaan samen met’. Hier: ‘het afdalen van de Vader en de Zoon’ bij ons. van de Vader en de Zoon met ons is–; volhard in het naar buiten gaan, in het zaaien van het Woord, met blikken van barmhartigheid. Aan jullie pastoraal handelen, aan jullie onderscheiding en aan jullie gebed is de roepingenpastoraal toevertrouwd. Heb er zorg voor dat de roepingenpastoraal wordt bevorderd door alle mogelijke methoden aan te wenden, door de kunst van de onderscheiding uit te oefenen en door impulsen te geven – doorheen de evangelisatie – aan het thema van de roepingen tot het priesterschap en tot het Godgewijde leven. Wees niet bevreesd om het Evangelie te verkondigen, om het leven van jonge mensen te ontmoeten en te oriënteren. En wees niet bedeesd om hen de weg van het leven als priester aan te reiken, door hen te tonen – op de eerste plaats door getuigenis van jullie eigen geluk – dat het mooi is om de Heer te volgen en Hem zijn leven te schenken voor altijd. En – als fundament voor dit werk – moeten jullie er steeds aan denken om jullie aan de Heer toe te vertrouwen, Hem te vragen om nieuwe werkers voor Zijn wijngaard en uw steun te verlenen aan gebedsinitiatieven, ter ondersteuning van de roepingen.
Ik heb er alle vertrouwen in dat deze dagen, waaruit zoveel rijkdom is voortgesproten, mede dankzij de sprekers die jullie hebben vergezeld, kunnen bijdragen aan het besef dat de roepingenpastoraal een fundamentele opdracht is in de Kerk en een oproep voor het dienstwerk van de pastorale verantwoordelijken en van de leken. Het is een dringende zending die de Heer ons vraagt te vervullen met edelmoedigheid. Ik verzeker jullie van mijn gebed; en wil jullie alsjeblieft niet vergeten om voor mij te bidden. Dank u.