18 november 1965
APOSTOLICAM ACTUOSITATEM Over het lekenapostolaat |
|||
► | De vorming tot het apostolaat | ||
► | Beginselen voor de vorming tot het lekenapostolaat |
Omdat de leken op hun eigen wijze deel hebben aan de zending van de Kerk, krijgt de apostolische vorming van de leek een heel eigen cachet vanwege het eigen wereldlijk karakter van de leek en zijn eigen spiritualiteit.
De vorming tot het apostolaat veronderstelt, dat de leken als mens volledig gevormd zijn volgens ieders aanleg en levensomstandigheden. De leek immers moet goed op de hoogte zijn van de moderne wereld en als lid van zijn eigen gemeenschap op het niveau staan van haar cultuur.
Vooral echter moet de leek leren de zending van Christus en de Kerk te vervullen door te leven uit het geloof in het goddelijk geheim van de schepping en de verlossing en door zich te laten bezielen door de Heilige Geest, die het volks Gods levend maakt, die alle mensen ertoe aandrijft, God de Vader lief te hebben en in Hem de wereld en de mensen. Deze vorming moet beschouwd worden als grondslag en voorwaarde voor elk vruchtbaar apostolaat.
Behalve de geestelijke vorming wordt ook vereist een gedegen doctrinaire opleiding in theologie, ethiek en filosofie, overeenkomstig ieders leeftijd, omstandigheden en talenten. Ook mag men niet vergeten, hoe belangrijk algemene ontwikkeling is, verbonden met een praktische en technische vorming.
In het belang van goede menselijke betrekkingen moet men ook de echt menselijke waarden cultiveren, vooral broederlijke omgangsvormen en samenwerking en de kunst van de dialoog.
Omdat echter de vorming tot het apostolaat niet mag blijven steken in de theorie, moet men de leek vanaf het begin van zijn vorming geleidelijk en verstandig ertoe brengen, alles te zien en te beoordelen in het licht van het geloof en daarnaar te handelen; hij moet leren zichzelf en anderen te vormen en te vervolmaken door zijn activiteit en zo actief dienstbaar te zijn aan de Kerk. Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Tot het zevende internationale congres van de Katholieke verkenners (6 juni 1952), 4 Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Moderne ontwikkeling van het sociale leven en de christelijke beginselen, Mater et Magistra (15 mei 1961), 240-241 Vanwege de toenemende rijpheid van de menselijke persoon en het groeien van de problemen moet deze vorming steeds verder vervolmaakt worden; ze eist daarom een steeds grotere verdieping van de kennis en een verdere aanpassing van de activiteit. Bij alles, wat deze vorming vraagt, moet men altijd de eenheid en de gaafheid van de menselijke persoon voor ogen houden, zodat de mens zijn innerlijke harmonie en evenwicht bewaart en daarin kan groeien.
Zo treedt de leek ten volle en actief in in de werkelijkheid van de tijdelijke orde en kan hij op efficiënte wijze zij taak vervullen op dit terrein; tevens doet hij, als een levend lidmaat en getuige van de Kerk, haar actief present zijn op het gebied van het tijdelijke. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 33