18 november 1965
Omdat de Schepper het huwelijk heeft gemaakt tot oorsprong en grondslag van de menselijke samenleving en het door zijn genade heeft verheven tot een groot geheim in Christus en in de Kerk Vgl. Ef. 5, 32 , heeft het apostolaat van de echtgenoten en de gezinnen een bijzondere betekenis zowel voor de Kerk als voor de maatschappij. De christelijke echtgenoten zijn voor elkaar, voor hun kinderen en hun andere huisgenoten werktuigen van de genade en getuigen van het geloof. Voor hun kinderen zijn zij de eerst aangewezenen om hun het geloof te verkondigen en hen daarin op te voeden. Door woord en voorbeeld vormen zij hen tot een christelijk en apostolisch leven; bij de keuze van hun levensstaat staan zij hen met wijsheid ter zijde en als zij bij hen een geestelijke roeping menen te ontdekken, zullen zij deze met alle zorg omgeven.
Altijd was het de plicht van de echtgenoten, en het is thans het voornaamste onderdeel van hun apostolaat: de onontbindbaarheid en heiligheid van het huwelijk door hun leven uit te drukken en aan te tonen; moedig op te komen voor het natuurlijk recht en de natuurlijke plicht van ouders en voogden om de kinderen christelijk op te voeden; de waardigheid en de wettige autonomie van het gezin te verdedigen. Laten dus zij en de andere gelovigen samenwerken met de mensen van goede wil om deze rechten in de burgerlijke wetgeving gewaarborgd te krijgen; om te bereiken, dat in het regeringsbeleid rekening wordt gehouden met de belangen van het gezin met betrekking tot de huisvesting, de opvoeding van de kinderen, de arbeidsvoorwaarden, de sociale voorzieningen en de belastingen; om bij het regelen van de emigratie waarborgen te verkrijgen, dat het gezinsleven intact blijft. Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over het Christelijk huwelijk, met inachtneming der in gezin en maatschappij heersende toestanden, noden, dwalingen en misbruiken, Casti Connubii (31 dec 1930), 47-48 Vgl. Paus Pius XII, Radiotoespraak, Op het Hoogfeest van Pinksteren ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van Rerum Novarum, La Solennità (1 juni 1941), 26. A.A.S. 33 (1941) 203 (Eccl. Doc. 0144, blz 83-84, n. 26) Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Tot het congres van de internationale Bond voor het gezin (20 sept 1949), 4-5. A.A.S. 41 (1949) 552 (Eccl. Doc. 0757, blz. 86-87, nn. 4-5) Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Un pèlerinage de pères de famille (18 sept 1951), 7. A.A.S. 43 (1951) 731 (Eccl. Doc. 0189, blz. 97-98, n. 7) Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Over de depersonalisatie van de mens - Kersttoespraak 1952, Levate Capita Vestra (24 dec 1952), 20-21. A.A.S. 45 (1953) 41 (Eccl. Doc. 21, blz. 35-36, nn. 20-21) Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Moderne ontwikkeling van het sociale leven en de christelijke beginselen, Mater et Magistra (15 mei 1961), 45.71
Juist het gezin heeft van God de zending ontvangen, de eerste levenscel te zijn van de samenleving. Wil het deze zending vervullen, dan moet het door onderlinge liefde van de leden en door gemeenschappelijk gebed zich als het ware het familie-heiligdom tonen van de Kerk; dan moet het gehele gezin deelnemen aan de liturgische eredienst van de Kerk; dan moet het metterdaad de gastvrijheid beoefenen en zich inzetten voor de rechtvaardigheid en voor andere goede werken ten bate van alle noodlijdende medemensen. Onder de verschillende werken van het gezinsapostolaat willen wij de volgende noemen: het adopteren van verlaten kinderen, het liefdevol opnemen van vreemdelingen, bijdragen tot een goede leiding van de scholen, jonge mensen helpen met raad en materiële steun, de verloofden ter zijde staan in een goede voorbereiding op het huwelijk, het catechetisch onderricht bevorderen, gehuwden en gezinnen, die in materiële of morele nood verkeren, bijstaan, aan de ouden van dagen niet alleen het noodzakelijke levensonderhoud verstrekken, maar hen ook op billijke wijze laten profiteren van de vruchten van de economische vooruitgang. De christelijke gezinnen, die in alles consequent het Evangelie beleven en het voorbeeld geven van een christelijk huwelijk, leggen in de wereld een waardevol getuigenis af voor Christus, altijd en overal, maar heel bijzonder in streken, waar het Evangelie voor het eerst wordt verkondigd of waar de Kerk nog maar in een beginstadium is of in een ernstig gevaar verkeert. Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de bevordering van de Christelijke missie, Evangelii Praecones (2 juni 1951), 37-40. A.A.S. 43 (1951) 514 (Eccl. Doc. 0186, nn. 37-40). Om de doeleinden van hun apostolaat gemakkelijker te kunnen verwezenlijken kan het zijn nut hebben, dat de gezinnen zich in verenigingen organiseren. Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Tot het congres van de internationale Bond voor het gezin (20 sept 1949), 4-5. A.A.S. 41 (1949) 552 (Eccl. Doc. 0757, blz. 86-87, nn. 4-5)