QUADRAGESIMO ANNOOver de aanpassing van de sociale orde
(Soort document: Paus Pius XI - Encycliek)
Paus Pius XI -
15 mei 1931
PARAGRAAF 5 - De te volgen weg
De huidige tijdsomstandigheden zelf wijzen ons dus, eerbiedwaardige broeders, duidelijk de weg, die wij moeten volgen. Wij staan namelijk andermaal, gelijk reeds meer dan eens in de geschiedenis der Kerk het geval was, voor een wereld, die grotendeels bijna in het heidendom is hervallen. Hele mensengroepen moeten teruggevoerd worden tot Christus, die zij verloochend hebben. Daartoe is nodig, dat hulptroepen gevormd worden voor de Kerk, die uit hun eigen kringen gekozen zijn, en dus henzelf en hun mentaliteit en strevingen goed kennen, en tot hun hart weten door te dringen met de tedere liefde van een broeder. De aangewezen apostelen onder de arbeiders, en die het eerst daarvoor in aanmerking komen, zijn de arbeiders zelf; en zo moeten ook de apostelen onder de industriële en handelskringen zelf uit die kringen voortkomen.
Uw taak vooral, eerbiedwaardige broeders, en die van uw geestelijkheid is het, deze lekenapostelen onder de arbeiders en onder de patroons met ijver te zoeken, met zorg uit te kiezen, en hen grondig te vormen en te scholen. Zwaar voorzeker is de taak, die hiermede aan de priesters wordt opgelegd, en daarom moeten degenen, die zich op het heilig priesterschap voorbereiden, zich door een degelijke bestudering van het sociale vraagstuk daartoe behoorlijk uitrusten: maar hoofdzaak is, dat degenen, die gij speciaal tot deze taak wilt bestemmen, mannen zijn met een fijn ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel, die met mannelijke beslistheid ieder durven staan, die door zijn eisen of daden de rechtvaardigheid schendt; mannen, die uitmunten door bezadigdheid en een juist oordeel, wars van alle excessen; mannen vooral, die innig doordrongen zijn van de liefde tot Christus, die alleen de harten en strevingen der mensen met kracht en zachtheid tevens vermag te buigen onder de wetten van rechtvaardigheid en billijkheid. Het lijdt geen twijfel, dat wij deze weg, die. in de praktijk reeds zo vaak de ware is gebleken, moedig moeten opgaan.

Onze beminde zonen, die tot dit gewichtig werk worden bestemd, sporen wij met aandrang in de naam des Heren aan, zich geheel te geven aan de vorming van de hun toevertrouwde mannen, en in de vervulling van deze bij uitstek priesterlijke en apostolische taak alle middelen, waarover de christelijke opvoeding beschikt, op de juiste wijze te baat te nemen, als: onderricht aan de rijpere jeugd, oprichting van christelijke verenigingen, vorming van studieclubs tot ontwikkeling in de geest van het geloof. Maar laten zij vooral hoog aanslaan en tot heil van de hun toevertrouwden voortdurend aanwenden dat allerkostbaarste middel tot persoonlijke en tot sociale vernieuwing, waarop wij in onze encycliek
Paus Pius XI - Encycliek
Mens Nostra
Over de bevordering van de geestelijke oefeningen
(20 december 1929) Paus Pius XI, Encycliek, Over de bevordering van de geestelijke oefeningen, Mens Nostra (20 dec 1929) gewezen hebben: de geestelijke afzondering; wij hebben daar de lekenretraites in het algemeen en vooral de zo nuttige arbeidersretraites uitdrukkelijk genoemd en met klem aanbevolen: in die zieleschool toch worden niet alleen degelijke christenen gevormd, maar ook ware apostelen voor elke levensstaat gekweekt en door het vuur van Christus' Hart in vlam gezet. Uit die school zullen zij, evenals de apostelen uit de zaal van het Laatste avondmaal, te voorschijn treden: sterk in het geloof, gestaald met een standvastigheid, die voor geen tegenstand zal zwichten, brandend van ijver en met het ène ideaal: het rijk van Christus te verbreiden.
Ja, nu vooral is er behoefte aan zulke sterke strijders van Christus, die alle krachten inspannen om de mensheid te behoeden voor de verschrikkelijke ondergang, die zij tegemoet zou lopen, als de leer van het Evangelie werd verworpen en een toestand overheersend zou worden, waarbij de wetten der natuur evenzeer met voeten getreden worden als de wetten van God. De Kerk van Christus staat gegrondvest op de onwrikbare rots, en heeft voor zichzelf niets te duchten, daar zij de zekerheid bezit, dat de machten der hel haar niet zullen overweldigen
Vgl. Mt.16, 18: ja, uit een praktijk van zoveel eeuwen is haar duidelijk gebleken, dat zij uit de grootste stormen steeds sterker en getooid met nieuwe triomfen te voorschijn treedt. Maar dat neemt niet weg, dat haar moederhart geschokt wordt door de ontelbare rampen, waardoor duizenden bij zulke stormen zouden worden geteisterd, en vooral door de ernstige geestelijke verliezen, die daaruit zouden volgen en zovele door Christus' Bloed verloste zielen naar de eeuwige ondergang zouden voeren.
Wij mogen daarom niets onbeproefd laten, om zulke rampen van de maatschappij af te weren; hierop moet al onze arbeid, hierop heel onze energie, hierop onze onafgebroken en vurige smeekbeden tot God gericht zijn. Immers, als Gods genade ons ter zijde staat, ligt het lot der mensheid in onze handen.
Dulden wij niet, eerbiedwaardige broeders en beminde zonen, dat het de schijn hebbe alsof de kinderen van deze wereld in hun soort met meer beleid optreden dan wij, die door Gods goedheid kinderen des lichts zijn.
Vgl. Lc. 16, 8
Het ontgaat ons immers niet, dat zij met de meeste scherpzinnigheid actieve propagandisten weten te kiezen en te vormen, om hun valse ideeën onder alle rangen der mensheid en in alle streken der aarde dagelijks verder te verbreiden. En telkens als zij een stormloop tegen de Kerk van Christus ondernemen, zien wij, hoe zij hun onderlinge geschilpunten op zij zetten, en zich eendrachtig aansluiten tot één groot aanvalsfront, en met nauwvereende krachten strijden voor de bereiking van het gemeenschappelijk doel.
© 1948, Ecclesia Docens 0159, Uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
Vert.: Dr. O. Janssen O.F.M., Dr. L. Zeinstra O.F.M.