Maar nu is niet elke verdeling van goederen, of bezit geschikt, om het door God gewilde doel geheel, of althans in behoorlijke mate, te bereiken. Daarom moeten de rijkdommen, die door de vooruitgang op economisch-sociaal gebied zich aldoor vermeerderen, zo verdeeld worden onder de individuen en de maatschappelijke klassen, dat het algemeen welzijn, waarop Leo XIII wijst, onaangetast blijft, m.a.w. dat het gemeenschappelijk belang van de gehele samenleving niet in het gedrang komt. Op grond van deze sociale rechtvaardigheid mag de ene klasse de andere niet uitsluiten van het delen in de opbrengst. En daarom is het een schending van deze sociale rechtvaardigheid, wanneer de klasse der rijken. als het ware zorgenvrij levend door haar vermogen, die toestand aïs normaal beschouwt, waarbij haar alles, en den arbeider niets ten deel valt. Maar ditzelfde geldt evenzeer van de klasse der proletariërs, wanneer zij, in haar verbittering over de schending der rechtvaardigheid, alleen nog oog heeft voor haar eigen recht, dit al te eenzijdig en uitsluitend nastreeft, alles voor zich opvordert, als zijnde haar werk, en alle bezit, inkomsten en opbrengsten, die niet door arbeid zijn verworven, zonder onderscheid, en ongeacht hun functie in de menselijke samenleving, eenvoudig als arbeidsloos bestrijdt en wenst afgeschaft te zien. Terloops zij opgemerkt, dat een beroep op de woorden van de apostel: „
Wie niet wil werken, moet ook maar niet eten” (
2 Tess. 3, 10), hier even misplaatst als ongemotiveerd is; want de apostel bedoelt dit voor degenen, die zich aan de arbeid onttrekken, terwijl zij kunnen en moeten werken, en hij herinnert er aan, dat wij onze tijd en de krachten van onze ziel en ons lichaam ijverig moeten gebruiken, en anderen niet tot last mogen zijn, wanneer wij in ons eigen onderhoud kunnen voorzien. Maar, dat alleen de arbeid aanspraak geeft op levensonderhoud en inkomsten, dat leert de apostel met geen enkel woord.
Vgl. 2 Tess. 3, 8-10