Dat men inderdaad in deze niet enkel met eigen voordeel, maar ook met het algemeen belang rekening heeft te houden, volgt onmiddellijk uit het karakter van de eigendom, dat, zoals wij reeds zeiden, individueel en sociaal tevens is. Deze verplichtingen echter in bijzonderheden te omschrijven, is de taak van de regeringen, wanneer de noodzakelijkheid hiertoe zich voordoet, en de natuurwet niet reeds hierin voorzien heeft. Daarom kan het staatsgezag, steeds natuurlijk voorgelicht door de natuurwet en de goddelijke wet, meer nauwkeurig bepalen, wat, met het oog op de noodzakelijke eisen van het algemeen belang, de bezitters al of niet geoorloofd is in het gebruik van hun bezit. Zelfs had Leo XIII met grote wijsheid geleerd: „dat de afbakening der particuliere eigendommen door God overgelaten werd aan de persoonlijke inspanning van de mensen en de instellingen der volkeren.”
Paus Leo XIII, Encycliek, Over kapitaal en arbeid, Rerum Novarum (15 mei 1891), 7 Immers, evenals de overige elementen van het sociale leven, is de eigendom, blijkens de geschiedenis, niet volstrekt onveranderlijk, zoals wij zelf eens verklaard hebben met de volgende woorden: „Hoeveel gedaanteveranderingen heeft de eigendom reeds ondergaan, sedert die primitieve vorm van bezit bij onbeschaafde en wilde stammen, zoals wij die nog heden ten dage hier en daar aantreffen, tot die in het patriarchale tijdvak en vervolgens tot de verschillende vormen in de tijd der tirannys (wij gebruiken dit woord in zijn klassieke betekenis), om ten slotte, via de ontwikkelingen tijdens het leenwezen en de monarchieën, te komen tot de verschillende soorten van bezit in de moderne tijd.”
Paus Pius XI, Allocutie tot het Congres van de Katholieke Actie in Italië (16 mei 1926) Natuurlijk mag de staat bij de uitoefening van deze taak niet willekeurig te werk gaan. Nooit toch mag het natuurlijk recht om persoonlijk te bezitten en het bezit door erflating te vermaken, aangetast en geschonden worden, omdat de staat dit recht eenvoudig niet kan ontnemen, „want de mens is ouder dan de staat”
Paus Leo XIII, Encycliek, Over kapitaal en arbeid, Rerum Novarum (15 mei 1891), 6, en ook „gaat de huiselijke samenleving èn logisch èn feitelijk aan het staatsverband vooraf.”
Paus Leo XIII, Encycliek, Over kapitaal en arbeid, Rerum Novarum (15 mei 1891), 10 Reeds de grote paus Leo XIII ontzegde dan ook aan de staat het recht, om door buitensporige belastingen het particulier bezit uit te putten. “Daar immers het recht op eigendom niet stamt uit een menselijke wet, maar uit de natuur, kan het staatsgezag het niet afschaffen, maar slechts de uitoefening er van regelen, en met het algemeen welzijn in overeenstemming brengen.”
Paus Leo XIII, Encycliek, Over kapitaal en arbeid, Rerum Novarum (15 mei 1891), 35 Wanneer nu de staat de eigendommen regelt naar de eisen van het algemeen belang, wordt daardoor geen nadeel gedaan aan de particuliere eigenaars, maar hun integendeel een dienst bewezen; want daardoor wordt voorkomen, dat het particulier bezit, hetwelk de Schepper der natuur in Zijn voorzienigheid heeft ingesteld tot steun van het menselijk leven, zou leiden tot ondragelijke misstanden en aldus de ondergang tegemoet zou lopen: ook wordt het particulier bezit daardoor niet opgeheven, maar in bescherming genomen, de eigendom niet verzwakt, maar versterkt.