Wij mogen daarom niets onbeproefd laten, om zulke rampen van de maatschappij af te weren; hierop moet al onze arbeid, hierop heel onze energie, hierop onze onafgebroken en vurige smeekbeden tot God gericht zijn. Immers, als Gods genade ons ter zijde staat, ligt het lot der mensheid in onze handen.