RERUM NOVARUMOver kapitaal en arbeid
(Soort document: Paus Leo XIII - Encycliek)
Paus Leo XIII -
15 mei 1891
Wij denken hier aan de velerhande genootschappen, congregaties en religieuze orden, die hun ontstaan te danken hadden aan het gezag der Kerk of de vrome zin der christenen; en hoezeer zij de mensheid tot zegen zijn geweest, getuigt tot op onze dagen de geschiedenis. En als men alleen de rede raadpleegt, blijkt het reeds duidelijk, dat deze verenigingen opgericht waren volgens een recht, door de natuur geschonken, daar haar doel zedelijk goed is. In zoverre zij echter de godsdienst raken, staan zij rechtens onder de macht van de Kerk alleen. De staatsoverheid mag zich dus tegenover deze geen enkel recht aanmatigen noch het bestuur er van aan zich trekken; veeleer is het de plicht van de staat ze te eerbiedigen, in stand te houden en, zo nodig, tegen onrecht te beschermen. Geheel het tegenovergestelde hebben wij vooral in deze tijd zien gebeuren. In vele landen heeft de staat zich vergrepen aan dergelijke verenigingen en onrecht op onrecht gepleegd. Immers hij onderwierp ze geheel aan de bepalingen der burgerlijke wetten, ontnam haar de wettig verkregen rechtspersoonlijkheid en beroofde ze van haar goederen. Recht op deze goederen had de Kerk, hadden de leden afzonderlijk, eveneens zij, die ze voor een bepaald doel bestemd hadden en zij, tot wier steun en leniging ze bestemd waren. Wij kunnen ons dan ook niet weerhouden, ernstig te klagen over deze zo onrechtvaardige en verderfelijke berovingen, te meer, omdat wij zien, dat het bestaan onmogelijk gemaakt wordt van vreedzame en alleszins nuttige verenigingen van katholieken, terwijl men terzelfder tijd luide verkondigt, dat het zeer zeker wettelijk geoorloofd is, zich tot een vereniging aaneen te sluiten en dit verlof met inderdaad kwistige hand wordt verleend aan mensen, die de ondergang van de godsdienst zowel als van de staat beogen.