Welnu èn voor het algemeen welzijn èn voor dat der individuen is het van belang, dat er vrede en orde heersen: dat de gehele inrichting van het gezinsleven in overeenstemming zij met Gods bevelen en de beginselen der natuurwet: dat de godsdienst geëerbiedigd en nageleefd worde: dat reinheid van zeden heerse in het openbare en in het particuliere leven: dat de rechtvaardigheid ongeschonden bewaard worde en dat men elkaar niet ongestraft in zijn rechten krenke: dat een krachtig geslacht van burgers opgroeie, in staat om, als de omstandigheden het eisen, de staat te helpen en te beschermen. En daarom, indien te eniger tijd onlusten zouden dreigen, omdat de arbeiders het werk neerleggen of volgens afspraak in staking gaan, indien de natuurlijke familiebanden bij de arbeiders verslappen, indien de godsdienst bij de werkende klasse wordt tekort gedaan, doordat hun niet voldoende gelegenheid geboden wordt tot vervulling hunner godsdienstplichten, indien op de werkplaatsen gevaar dreigt voor de reinheid der zeden, doordat mannen en vrouwen niet gescheiden arbeiden, of door andere verderfelijke aanlokselen tot zonde, indien de werkgevers de arbeiders onder onbillijke lasten gebukt doen gaan en radeloos maken door arbeidsvoorwaarden, in strijd met hun menselijke persoon en waardigheid, als hun gezondheid schade mocht lijden door al te zware arbeid, of door arbeid niet aangepast aan hun sekse of leeftijd, - in al deze gevallen moet zeer zeker, zij het dan binnen bepaalde grenzen, de krachtige en gezagvolle hulp der wetten worden ingeroepen. En die grenzen worden bepaald door het doel, waarvoor de hulp der wetten gevraagd wordt: de wet namelijk moet niet meer willen regelen noch verder gaan, dan nodig is voor het herstel der nadelen of het afweren van het gevaar.
De rechten, wie ze dan ook bezit, moeten nauwgezet gehandhaafd worden: en door onrecht tegen te gaan en te straffen moet de openbare macht zorg dragen, dat ieder in het bezit blijft van het zijne. Evenwel bij het beschermen der rechten van de individuen moet vooral de aandacht geschonken worden aan de geringen en armen. Want de klasse der rijken is door eigen middelen beschut en heeft dus de bescherming van de staat minder nodig; maar de misdeelden, niet beveiligd door eigen vermogen, steunen vooral op de bescherming van de staat. Daarom moet deze zijn bijzondere zorg en waakzaamheid uitstrekken tot de loonarbeiders, daar deze tot het groot aantal der bezitlozen behoren.