Paus Leo XIII - 15 mei 1891
Gelijk de staat, zo is ook, gelijk wij zeiden, het huisgezin in de volle zin des woords een maatschappij, die door een eigen gezag, nl. dat van de vader, bestuurd wordt. Daarom ook heeft het huisgezin, natuurlijk binnen de grenzen door zijn naaste doel afgebakend, bij het kiezen en toepassen van de middelen, die het nodig heeft voor zijn behoud en rechtmatige onafhankelijkheid, minstens gelijke rechten als de burgerlijke maatschappij. Minstens gelijke rechten, zeiden wij: immers, daar de huishoudelijke samenleving èn logisch én feitelijk aan het staatsverband voorafgaat, volgt daaruit ook, dat zijn rechten ouder zijn en meer onmiddellijk uit de natuur voortvloeien. En indien de individuen, indien de gezinnen, deel uitmakend van de maatschappelijke en staatkundige samenleving, bij de staat zouden vinden in plaats van hulp belemmering, in plaats van bescherming vermindering hunner rechten, dan zou men die samenleving veeleer moeten verwerpen dan wensen.